ECLI:NL:HR:2022:784
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door J.G. Bakker. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 31 mei 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraak, met nummer AMS 18/7684, een verzoek van belanghebbende om een veroordeling in de proceskosten afgewezen.
Belanghebbende heeft in cassatie verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het oordeel is gekomen, aangezien de klachten niet relevant zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten op te leggen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft.