Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
25 januari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2020. De verdachte, geboren in 1981, had beroep in cassatie ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof in het hoger beroep. De advocaat P.D. Popescu heeft namens de verdachte een cassatiemiddel voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en vastgesteld dat het terecht was voorgesteld. De redenen voor deze conclusie zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof ten onrechte geen acht heeft geslagen op de inhoud van een e-mail van de raadsvrouw van de verdachte, die kort voor de zitting was verstuurd. Deze e-mail bevatte grieven die relevant waren voor de beoordeling van de zaak.
Als gevolg van deze bevindingen heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.