ECLI:NL:HR:2022:678
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en domicilieadres
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De Centrale Raad van Beroep had eerder op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, met nummer 20/2028 ANW. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Belanghebbende had geen domicilieadres in Nederland gekozen en was niet in staat om het verschuldigde griffierecht te betalen. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 22 december 2021 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 16 februari 2022 nogmaals in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2022.