ECLI:NL:HR:2022:650
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in bestuursrechtelijke zaak tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], vertegenwoordigd door J. Nieuwstraten, tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, nr. 17/1922 WIA, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. 16/2801). Deze rechtszaken betroffen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Na beoordeling is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 22 april 2022, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.