ECLI:NL:HR:2022:623

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
20/04107
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van indicatiebesluiten door het CIZ en de beoordeling van schade en causaal verband

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en een verweerder. CIZ heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin het hof eerder een beslissing had genomen over de indicatiebesluiten van CIZ. De verweerder heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Beide partijen hebben geconcludeerd tot verwerping van elkaars beroepen. De Advocaat-Generaal R.H. de Bock heeft in zijn conclusie zowel in het principaal als het incidenteel cassatieberoep tot verwerping geadviseerd.

De Hoge Raad heeft de klachten van CIZ over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad CIZ veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 2.142,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Tevens zijn de kosten aan de zijde van CIZ in het incidentele beroep begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/04107
Datum22 april 2022
ARREST
In de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
CENTRUM INDICATIESTELLING ZORG,
zetelend te Utrecht,
EISERES tot cassatie,
hierna: CIZ,
advocaten: N.E. Groeneveld-Tijssens en S.A.L. van de Sande,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak NL18.259 van de rechtbank Midden-Nederland van 10 december 2018;
het arrest in de zaak 200.253.804/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 september 2020.
CIZ heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt zowel in het principaal als het incidenteel cassatieberoep tot verwerping.
De advocaten van CIZ hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt CIZ in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.142,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van CIZ begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerder] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
22 april 2022.