Uitspraak
verblijvende te [verblijfplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
OvJ
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
21 januari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging die door de rechtbank Oost-Brabant was verleend. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om een aansluitende zorgmachtiging voor betrokkene, die eerder al een zorgmachtiging had ontvangen. De rechtbank had op 5 februari 2021 een zorgmachtiging verleend tot en met 5 augustus 2021. Op 8 juli 2021 verzocht de officier van justitie om een nieuwe zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden. Bij dit verzoekschrift was een medische verklaring gevoegd van psychiater P. Boksan, maar deze verklaring was niet ondertekend.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onterecht de zorgmachtiging had verleend, omdat de medische verklaring niet ondertekend was. De Hoge Raad benadrukte dat een medische verklaring die door een onafhankelijke psychiater is opgesteld, moet worden ondertekend om de authenticiteit en verantwoordelijkheid van de psychiater te waarborgen. Het ontbreken van de handtekening kan niet worden gecompenseerd door verklaringen van andere betrokkenen, zoals de geneesheer-directeur. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling.
Deze uitspraak onderstreept het belang van formele vereisten in het proces van het verlenen van zorgmachtigingen en de noodzaak voor zorgvuldigheid bij het indienen van medische verklaringen in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).