ECLI:NL:HR:2021:1232

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
21/02230
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van niet-ondertekende medische verklaring in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot cassatie van betrokkene, die in beroep ging tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 24 februari 2021 een zorgmachtiging verleend op basis van een verzoek van de officier van justitie, waarbij een medische verklaring was ingediend. Deze medische verklaring was echter niet ondertekend, wat aanleiding gaf tot de vraag of de rechtbank de zorgmachtiging had mogen verlenen. De advocaat van betrokkene had tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de afwezigheid van een handtekening van de onafhankelijke psychiater een reden was om het verzoek af te wijzen. De rechtbank oordeelde echter dat de Wvggz niet expliciet vereist dat de medische verklaring ondertekend moet zijn, en dat de verklaring voldoende waarborg bood door de bevestiging van de geneesheer-directeur dat de verklaring afkomstig was van de genoemde psychiater.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de medische verklaring, die essentieel was voor het verlenen van de zorgmachtiging, niet ondertekend was. Dit was in strijd met de eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 16 juli 2021, waarin werd gesteld dat een medische verklaring voor een zorgmachtiging ondertekend moet zijn door de onafhankelijke psychiater. Gezien het feit dat de medische verklaring niet aan deze eis voldeed, concludeerde de Hoge Raad dat de rechtbank niet op basis van deze verklaring een zorgmachtiging had mogen verlenen. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het geding terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/02230
Datum10 september 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-BRABANT,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/367653/FA RK 21-517 van de rechtbank Oost-Brabant van 24 februari 2021.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing naar de rechtbank.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een zorgmachtiging op de voet van art. 6:4 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) te verlenen ten aanzien van betrokkene.
(ii) Bij het verzoekschrift zijn onder meer de bevindingen van de geneesheer-directeur en een medische verklaring gevoegd.
(iii) De medische verklaring is niet ondertekend.
(iv) In de bevindingen van de geneesheer-directeur is onder meer het volgende vermeld:
“De geneesheer-directeur heeft zich ervan vergewist dat de authenticiteit en de onafhankelijkheid van de medische verklaring is gewaarborgd middels ondertekening van deze bevindingen van de geneesheer-directeur.”
2.2
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking een zorgmachtiging verleend. De rechtbank heeft, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
“Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat afwijzing van het verzoek bepleit, omdat niet is gebleken dat de medische verklaring is ondertekend door de onafhankelijke psychiater. De rechtbank overweegt het volgende. De Wvggz kent niet het vereiste dat de medische verklaring moet zijn voorzien van een handtekening van de psychiater die de verklaring heeft opgesteld. Toch zal voldoende duidelijk moeten zijn dat de verklaring afkomstig is van de daarin genoemde opsteller. De rechtbank begrijpt uit de bevindingen van de geneesheer-directeur (G-D) dat deze zich ervan heeft vergewist dat de medische verklaring afkomstig is van de psychiater [betrokkene 1], genoemd in die verklaring en dat deze psychiater onafhankelijk is zoals bedoeld in de Wvggz. Hoewel een ondertekende verklaring de voorkeur verdient, is de rechtbank van oordeel [dat] de hiervoor vermelde mededeling van de G-D voldoende waarborg biedt, zodat dit verweer wordt verworpen.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt dat onjuist dan wel onbegrijpelijk is dat de rechtbank een zorgmachtiging heeft verleend, nu de medische verklaring waarop het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging wordt gebaseerd, niet is ondertekend.
3.2
In zijn beschikking van 16 juli 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een medische verklaring die is opgesteld ten behoeve van het verzoek tot verlening van een machtiging in het kader van de Wvggz, moet worden ondertekend door de onafhankelijke psychiater die de verklaring heeft opgesteld. [1]
3.3
In deze zaak staat vast dat de medische verklaring niet is ondertekend. Gelet hierop mocht de rechtbank niet op basis van deze medische verklaring een zorgmachtiging verlenen.
Het middel slaagt.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 februari 2021;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
10 september 2021.

Voetnoten

1.HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1143, rov. 3.3.