Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Rotterdam,
wonende te [woonplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
22 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over schadevergoeding na een aanrijding op 29 februari 2000. De eiser, [verweerder], had Allianz Benelux N.V. aangesproken voor schadevergoeding op basis van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). Allianz had eerder aansprakelijkheid erkend, maar de onderhandelingen over de schadevergoeding waren vastgelopen. De rechtbank had de vordering van [verweerder] afgewezen op grond van verjaring. Het hof had de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de erfgenamen van de betrokken bestuurder veroordeeld tot schadevergoeding aan [verweerder]. De Hoge Raad moest nu beoordelen of de wettelijke rente over de schadevergoeding verschuldigd was en of [verweerder] met succes een beroep kon doen op de directe actie uit art. 7:954 BW, ondanks dat zijn eigen recht op schadevergoeding was verjaard. De Hoge Raad oordeelde dat [verweerder] terug kon vallen op de bescherming van de directe actie, omdat zijn recht op schadevergoeding door verjaring niet meer afdwingbaar was. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof voor zover het hof Allianz en de erfgenamen had veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente, maar compenseerde de proceskosten in cassatie.