2.1.De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
a. Op 29 februari 2000 zijn op de autosnelweg de A2 bij Geleen twee auto’s op elkaar gebotst (hierna “het ongeval”). De ene auto werd bestuurd door [eiser] en de andere auto werd bestuurd door [naam overledene] (hierna [naam overledene] ). [naam overledene] is op 10 november 2009 (nr. 5 conclusie van antwoord) overleden. De oorzaak van zijn overlijden staat los van het ongeval. De erven zijn de erfgenamen van [naam overledene] .
b. De auto waarin [naam overledene] op 29 februari 2000 reed, was ten tijde van het ongeval in het kader van de WAM verzekerd bij Royal Nederland Schadeverzekering N.V. (RNS) te Rotterdam. Rechtsopvolger van RNS is de Allianz Nederland Groep N.V. (ANG), die na fusie is opgehouden te bestaan. Rechten en plichten van ANG zijn overgenomen door Allianz Benelux N.V., kantoorhoudende te Rotterdam (nr. 10 jo. noot 4 conclusie van antwoord).
c. Namens ANG (het briefhoofd vermeldt na “Inzake” onder meer RN, hetgeen, naar de rechtbank begrijpt een afkorting is voor RNS) schrijft Hoeksema van “Marree & Dijxhoorn ondernemingsgerichte advocaten” bij brief van 26 juli 2002, gericht aan de toenmalige advocaat van [eiser] (productie 4 bij productie 12 dagvaarding):
“(…)
Cliënte erkent aansprakelijkheid voor de schade door uw cliënt geleden, als gevolg van het ongeval d.d. 29 februari 2000 te Geleen. (…) Ter vermijding van nieuwe misverstanden merk ik op dat alle weren ten aanzien van de omvang van de schade worden voorbehouden. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en ga ervan uit dat u thans niet meer tot dagvaarding hoeft over te gaan. (…)”.
Allianz heeft aan voorschotten op een schadevergoeding aan [eiser] uitbetaald € 43.338,- (nr. 35 conclusie van antwoord, bij conclusie van repliek niet betwist door [eiser] en overeenkomend met het bedrag dat [eiser] zelf heeft vermeld in zijn hierna in sub f genoemde dagvaarding van 11 juni 2012).
d. Een brief van de toenmalige raadsman van [eiser] aan ITEB (naar de rechtbank begrijpt een voor Allianz optredende schade-expert) van 15 november 2005 (bijlage bij de bij dagvaarding als productie 12 overgelegde stukken) houdt onder meer in:
“(…)
De schade die cliënt lijdt is evident hoog, en vele malen hoger dan tot nu toe aan voorschotten werd betaald.”.
e. Bij aangetekende brief van 11 december 2008 heeft ANG de onderhandelingen om te komen tot de afwikkeling van het ongeval formeel afgebroken in de zin van art. 10 lid 5 WAM.
f. Bij dagvaarding van 11 juni 2012 (productie 11 dagvaarding) heeft [eiser] ANG gedagvaard en onder meer gevorderd, kort gezegd, dat de rechtbank Rotterdam:
( i) voor recht zal verklaren dat ANG onrechtmatig handelt ten opzichte van [eiser] doordat ANG de inschrijvingen bij CIS (Centraal Informatie Systeem) en CBV (Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude) handhaaft;
(ii) ANG zal gebieden de onderhandelingen met [eiser] weer op te starten en een schadevergoeding zal vast stellen nader op te maken bij staat.
g. Bij vonnis van 17 juli 2013, rolnr. C/11/100777 / HA ZA 12-2271 (productie 17 bij dagvaarding) heeft de rechtbank Rotterdam overwogen dat tussen de aangetekende brief van 11 december 2008 en de op 11 juni 2012 aan ANG betekende dagvaarding om te verschijnen bij de rechtbank Rotterdam meer dan drie jaar zijn verstreken, zodat de vordering onder (ii) is verjaard krachtens art. 10 lid 5 WAM. Dat lid geeft voor dit geval een verjaringstermijn van drie jaar. Bij eindvonnis van 2 oktober 2013 heeft de rechtbank Rotterdam bij dictum het onder (ii) gevorderde afgewezen. Het vonnis is onherroepelijk.
h. Bij brief van 4 december 2013 (productie 20 dagvaarding) aan alle erven afzonderlijk schrijft de raadsman van [eiser] aan elke erfgenaam, voor zover relevant:
“(…)
Wijlen (…) [naam overledene] (…) was op 29 februari 2000 betrokken bij een verkeersongeval waarbij ook betrokken was (…) [eiser] (…).
Inmiddels is vastgesteld dat derechtstreeksevordering van mijn cliënt op Allianz Nederland Groep N.V. is verjaard.
Dit is evenwel niet het geval van de vordering van mijn cliënt tot vergoeding van zijn schade uit hoofde van vorenvermeld ongeval op (…) erfgenamen.
(…)
Hierbij verzoek ik u, in uw hoedanigheid van erfgenaam van (…) [naam overledene] , over te gaan tot vergoeding van de schade van mijn cliënt die hij heeft geleden, danwel welke hij lijdt ten gevolge van vorenvermeld ongeval d.d. 29 februari 2000.
(…)
Deze brief dient te worden beschouwd als de stuiting van de verjaring overeenkomstig de bepalingen van art. 3:117 BW. (…)”.
[eiser] heeft Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. bij brief van 4 december 2013 (ook productie 20 bij dagvaarding) in kennis gesteld de erven de brief van 4 december 2013 te hebben gestuurd.