ECLI:NL:HR:2022:558

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
22/00003
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep en vereisten voor procesinleiding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [verzoekster] B.V. De zaak betreft een verzoek tot cassatie tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de wrakingskamer op 13 december 2021 een eerdere beslissing heeft genomen. De advocaat van [verzoekster], de heer K. Aachboun, heeft beroep in cassatie ingesteld, maar de procesinleiding voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 30c lid 1 en 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De Hoge Raad oordeelde dat de procesinleiding niet langs elektronische weg was ingediend en bovendien niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat [verzoekster] de mogelijkheid had om de verzuimen binnen twee weken te herstellen, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaren in haar cassatieberoep.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de procesuele vereisten bij het indienen van een cassatieberoep en de gevolgen van het niet voldoen aan deze vereisten. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff, en de zaak is geregistreerd onder nummer 22/00003.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/00003
Datum8 april 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vstigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [verzoekster].

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beslissing in de zaak 200.301.985/02 van de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 13 december 2021.
Namens [verzoekster] heeft de heer K. Aachboun tegen de beslissing van het hof beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze, te weten door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook is de procesinleiding niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. [1] Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 30c en 426a lid 1 Rv opnieuw in te dienen. [verzoekster] heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat zij in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
8 april 2022.

Voetnoten

1.Vgl. HR 18 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2977.