ECLI:NL:HR:2022:54

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
21/01621
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen het Dagelijks Bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 maart 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Overijssel werd behandeld. De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2018, met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 21 januari 2022, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01621
Datum21 januari 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK BELASTINGKANTOOR LOCOCENSUS-TRICIJN, vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 maart 2021, nr. 19/01003 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van Rechtbank Overijssel (nr. AWB 18/1360) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2018 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie nietontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2022.