ECLI:NL:HR:2022:534
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake naheffingsaanslag loonheffingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 mei 2021. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door W.M. Dekker en G.H. van de Haar, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland met nummer AWB 18/3224, die betrekking had op een naheffingsaanslag in de loonheffingen over het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.
De Hoge Raad heeft het middel dat door belanghebbende was voorgesteld beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat dit middel niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.