ECLI:NL:HR:2022:464

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
21/00153
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek van oud-notaris tegen beslissing van de kamer voor het notariaat

In deze zaak heeft de oud-notaris, wonende op een geheim adres, cassatie ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat. De oud-notaris verzet zich tegen de voortzetting van zijn praktijk voor eigen rekening en risico en heeft een verzoek tot herziening ingediend. De Hoge Raad heeft op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 21/00153. De oud-notaris heeft zijn beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 17 november 2020. De notaris c.s. hebben een verweerschrift ingediend, waarin zij primair niet-ontvankelijkheid en subsidiair verwerping van het cassatieberoep hebben aangevoerd. De curator en een voormalig kandidaat-notaris zijn niet verschenen in deze procedure. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de oud-notaris niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat de kamer voor het notariaat geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de oud-notaris veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris aan de zijde van de notaris c.s. en nihil aan de zijde van de curator en de voormalig kandidaat-notaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00153
Datum25 maart 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[de oud-notaris],
wonende op een geheim adres,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [de oud-notaris],
advocaat: K. Aantjes,
tegen
1. [de notaris], notaris,
wonende te [woonplaats],
2. KONINKLIJKE NOTARIËLE BEROEPSORGANISATIE,
gevestigd te Den Haag,
3. STICHTING VOORZIENINGSFONDS EN DE STICHTING KWALITEITSFONDS NOTARIAAT VAN DE KONINKLIJKE NOTARIËLE BEROEPSORGANISATIE,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: de notaris c.s.,
advocaat: J. Streefkerk,
4. H. DULACK, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,
kantoorhoudende te Utrecht,
5. [verweerder 5], voormalig kandidaat-notaris,
voorheen kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: de curator en [verweerder 5],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 200.276.449/01 NOT van het gerechtshof Amsterdam (de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer) van 17 november 2020.
[de oud-notaris] heeft tegen de beschikking van het hof beroep ingesteld.
Het verzoekschrift is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De notaris c.s. hebben een verweerschrift ingediend tot primair niet-ontvankelijkheid, subsidiair verwerping en tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep.
De curator en [verweerder 5] hebben geen verweerschrift ingediend.
[de oud-notaris] heeft verzocht het niet-ontvankelijkheidsverweer te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Uitgangspunten en feiten

Voor de feiten, het verzoek en de beslissingen in feitelijke instantie in deze zaak wordt verwezen naar de conclusie van de advocaat-generaal onder 1.

3.Ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1
De oud-notaris heeft bij de Hoge Raad ingediend een “(Hoger) Beroep ex artikel 29 lid 3 Wet op het Notarisambt, subsidiair verzoek tot cassatie”. Uit dit processtuk blijkt dat de oud-notaris de beslissing van het hof bij de Hoge Raad bestrijdt met een (bestuursrechtelijk) hoger beroep en een voorwaardelijk verzoek tot cassatie. De oud-notaris verzoekt de Hoge Raad de beslissing van het hof te vernietigen en zelf in de zaak te voorzien door intrekking van beslissingen van de voorzitter van de Notariskamer Arnhem-Leeuwarden voor zover daarbij een voorziening voor het honorarium is getroffen, en door – kort samengevat – een voorziening te treffen over de kosten van goede ambtsbeoefening met betrekking tot het protocol.
3.2
De kamer voor het notariaat en de voorzitter van de kamer voor het notariaat zijn geen bestuursorganen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), maar onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die (mede) met rechtspraak zijn belast als bedoeld in art. 1:1 lid 2, onder c, Awb. [1] Tegen hun beslissingen staat dan ook geen bestuursrechtelijk beroep open, maar beroep bij de gewone rechter (het gerechtshof Amsterdam op grond van de Wet op het Notarisambt (hierna: Wna)), die daarbij niet optreedt als bestuursrechter. Bij de Hoge Raad staat dan ook geen bestuursrechtelijk hoger beroep open. In zoverre is de oud-notaris niet-ontvankelijk in zijn beroep. [2]

4.Beoordeling van het middel

4.1
Uit hetgeen hiervoor onder 3 is overwogen volgt dat de voorwaarde is vervuld waaronder het cassatieberoep is ingesteld.
4.2
De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de oud-notaris in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de notaris c.s. begroot op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, en aan de zijde van de curator en [verweerder 5] op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
25 maart 2022.

Voetnoten

1.Zie Kamerstukken II, 1995/96, 23706, nr. 7, p. 15.
2.HR 19 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:423, r.o. 3.2.