In deze zaak heeft de oud-notaris, wonende op een geheim adres, cassatie ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat. De oud-notaris verzet zich tegen de voortzetting van zijn praktijk voor eigen rekening en risico en heeft een verzoek tot herziening ingediend. De Hoge Raad heeft op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 21/00153. De oud-notaris heeft zijn beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 17 november 2020. De notaris c.s. hebben een verweerschrift ingediend, waarin zij primair niet-ontvankelijkheid en subsidiair verwerping van het cassatieberoep hebben aangevoerd. De curator en een voormalig kandidaat-notaris zijn niet verschenen in deze procedure. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de oud-notaris niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat de kamer voor het notariaat geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de oud-notaris veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris aan de zijde van de notaris c.s. en nihil aan de zijde van de curator en de voormalig kandidaat-notaris.