ECLI:NL:HR:2022:355
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 augustus 2020. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende had een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen over het jaar 2015, waartegen hij in hoger beroep was gegaan. De inspecteur had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die de navorderingsaanslag had behandeld.
De belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Klaver, heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na beoordeling van de klachten heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.