Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering alsnog afgewezen. Daartoe heeft het hof, samengevat, het volgende overwogen.
Voldoende aannemelijk is dat [verweerder] de verwekker van [eiser] kan zijn. (rov. 3.6)
Het aan grondrechten als het recht op respect voor het privéleven ten grondslag liggende algemene persoonlijkheidsrecht omvat mede het recht om te weten van welke ouders men afstamt. Dit recht is echter niet absoluut. Het moet wijken voor de rechten en vrijheden van anderen, zoals het eveneens fundamentele, in het recht op respect voor zijn privéleven besloten liggende recht van de potentiële vader om de afstamming verborgen te houden, wanneer dat in het gegeven geval zwaarder weegt. Er zal derhalve een afweging van belangen moeten plaatsvinden. Daarbij dient in beginsel het belang van het kind te prevaleren. Behalve door het vitale belang om te weten van welke ouders men afstamt voor het kind, wordt dit uitgangspunt daardoor gewettigd dat de natuurlijke ouder in de regel mede verantwoordelijkheid draagt voor het bestaan van het kind. De overige omstandigheden van het geval kunnen evenwel meebrengen dat in het specifieke geval het belang van de ouder, in dit geval [verweerder] als de vermoedelijke biologische vader, alsnog zwaarder weegt. (rov. 3.8)
In dit geval weegt het belang van [eiser] niet zwaarder dan de belangen van [verweerder] . [eiser] weet al meer dan veertig jaar dat [verweerder] zijn biologische vader is en had daarover zelf geen twijfel. Voor [eiser] heeft zijn ontstaansgeschiedenis dus geen onduidelijkheid opgeleverd. [eiser] verwacht en wil volgens zijn eigen stellingen niets van [verweerder] . De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is, nu [eiser] door de wettige vader is erkend, niet mogelijk en wordt door [eiser] ook niet beoogd. Voorts is het hebben van contact met [verweerder] niet iets wat [eiser] , volgens zijn stellingen, nastreeft, en ligt toekomstig contact tussen hen ook allerminst in de lijn der verwachting. Hierdoor zal informatie over eventuele mentale of fysieke aandoeningen ook niet zonder meer worden verkregen, nog daargelaten dat [verweerder] heeft weersproken dat de uitslag van het DNA-onderzoek gebruikt mag worden voor het verkrijgen van kennis over mogelijke genetische aanleg voor het een of ander. Het belang van [eiser] is derhalve met name gelegen in het wegnemen van de door [verweerder] door zijn ontkenning van zijn verwekkerschap gecreëerde onzekerheid. Voor zover [eiser] voorts contact wenst met familieleden van [verweerder] , heeft hij al stappen ondernomen om dit te realiseren en contact gelegd met diens zoon(s) en zou het zelfs mogelijk zijn in overleg met hen bloedverwantschap tussen (een van) hen en hemzelf te laten vaststellen.
Hiertegenover staat dat [verweerder] thans op leeftijd is (bijna 80 jaar) en dat de huidige situatie bijzonder stressvol voor hem is en een grote druk op hem legt. [verweerder] is duidelijk in zijn standpunt dat hij met rust wil worden gelaten door [eiser] . De inmenging van [eiser] in zijn persoonlijke leven heeft ertoe geleid dat bij [verweerder] sprake is van een reactieve depressieve stoornis en dat hij zich voor hulpverlening tot een psycholoog heeft moeten wenden. [verweerder] heeft belang bij een rustige oude dag, terwijl [eiser] – ondanks de wetenschap die hij over [verweerder] had – jarenlang de situatie heeft gelaten voor wat zij was, waardoor nu ook de leeftijd van [verweerder] en zijn (mentale) gezondheid gewicht in de schaal leggen. Wegens de grote weerslag die de onderhavige situatie derhalve zowel fysiek als mentaal op [verweerder] heeft, dient thans zijn belang bij het voorkomen van (verdere) inmenging in zijn privéleven zwaarder te wegen dan het belang van [eiser] . Het hof gaat voorbij aan het betoog van [eiser] dat hij de ontkenning van [verweerder] dat hij zijn verwekker is, wil ontkrachten omdat hij niet als leugenaar of oplichter te boek wil staan. Behalve dat [eiser] zelf, ondanks alle weerstand van [verweerder] , is doorgegaan met het benaderen van de omgeving van [verweerder] en met verschillende personen contact heeft gezocht met de mededeling dat hij de zoon is van [verweerder] , betreft dit niet een belang dat van zodanig gewicht is dat de belangenafweging ten gunste van [eiser] uitvalt. Ditzelfde geldt voor zover [eiser] zich beroept op psychische klachten. De huisarts benoemt in een door [eiser] overgelegde verklaring weliswaar dat de door [eiser] ervaren klachten zijns inziens het gevolg zijn van een identiteitsstoornis door de ontkenning van het verwekkerschap door [verweerder] , maar een dergelijke conclusie volgt niet uit de eveneens door [eiser] overgelegde verklaring van een psycholoog. Uit deze verklaring volgt onder meer dat de reden van [eiser] zijn vader te zoeken een medisch aspect heeft (kennis van zijn biologische achtergrond) en een sociaal aspect (contact). Beide aspecten zijn hier aan de orde geweest en worden niet opgelost indien de vordering wordt toegewezen. (rov. 3.11)
Gelet op het voorgaande prevaleert het belang van [verweerder] bij het voorkomen van inmenging in zijn privéleven en zijn welbevinden, en daarmee zijn recht op respect voor zijn privéleven, boven het belang van [eiser] om met volstrekte zekerheid te weten door wie hij is verwekt en zijn daarmee gemoeide welbevinden. Om deze reden kan niet worden gezegd dat [verweerder] , door niet te willen meewerken aan een DNA-onderzoek, jegens [eiser] handelt in strijd met hetgeen naar ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Van een onrechtmatige daad is geen sprake. (rov. 3.12)