In deze zaak heeft verzoekster, wonende in de Verenigde Staten van Amerika, cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de ontbinding van een arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever, ABN AMRO BANK N.V., en de afwijzing van het verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van verzoekster niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoekster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is gegeven op 25 februari 2022 en openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff.