ECLI:NL:HR:2022:310

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
21/00565
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en redelijkheid en billijkheid bij echtscheiding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 21/00565. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van de man, die in beroep ging tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De man en de vrouw waren betrokken bij een echtscheiding, waarbij de toepassing van de huwelijksvoorwaarden ter discussie stond. De man stelde dat de onverkorte toepassing van de huwelijksvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De vrouw verzocht het beroep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft de klachten van de man over de beschikking van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter, samen met de raadsheren H.M. Wattendorff en G.C. Makkink, en is openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00565
Datum25 februari 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [de man],
advocaat: J. de Jong van Lier,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [de vrouw],
advocaat: C.G.A. van Stratum.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/08/217913 / ES RK 18-2210 en C/08/227359 / ES RK 19-165 van de rechtbank Overijssel van 1 oktober 2019;
de beschikking in de zaken 200.271.522 en 200.271.523 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 november 2020.
[de man] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[de vrouw] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de man] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
25 februari 2022.