In deze zaak heeft WIKO SAS, gevestigd te Marseille, Frankrijk, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over een standaard essentieel octrooi (SEP) op het gebied van mobiele telecommunicatie, waarbij de vraag centraal staat of het licentie-aanbod van Koninklijke Philips N.V. fair, reasonable and non-discriminatory (FRAND) is. De Hoge Raad heeft de klachten van Wiko over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft Wiko, als in cassatie in het ongelijk gestelde partij, verwezen in de proceskosten. Philips had op basis van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vergoeding van de kosten in cassatie gevorderd, en partijen hebben overeenstemming bereikt over de kosten. De Hoge Raad heeft beslist dat Wiko in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 80.000,--, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is uitgesproken op 25 februari 2022.