ECLI:NL:HR:2022:242
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen het Dagelijks Bestuur van Cocensus, vertegenwoordigd door [P]. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 juni 2021, nr. 20/00088, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 18/191). De zaak betrof een verzoek van belanghebbende om een veroordeling in de proceskosten.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het Hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Uiteindelijk kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 18 februari 2022, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.