In deze zaak heeft [eiseres], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Gemeente Rotterdam, als verweerder in cassatie, heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De zaak betreft een melding door het Wijkteam van het onthouden van benodigde zorg, wat werd gekwalificeerd als 'kindermishandeling'. De Hoge Raad oordeelt dat er onzorgvuldig is gehandeld door het Wijkteam, omdat zij nalieten de vereiste gesprekken met de betrokkenen te voeren. Tevens werd vastgesteld dat er een gebrek aan causaal verband was tussen de nalatigheid en de schade die [eiseres] heeft geleden. De Hoge Raad heeft het principale beroep van [eiseres] verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.