Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Het geding
De feiten in hoger beroep
(Het hof zal voor de duidelijkheid na de feiten de voor deze procedure relevante regelgeving vermelden.)
februari 2015heeft [appellante] voor [de zoon] – via achtereenvolgens de gemeentelijke Wijkteams Hoogvliet en Beverwaard – verschillende aanvragen voor jeugdhulp gedaan.
1 juli 2016heeft [appellante] ten behoeve van [de zoon] bij het
Wijkteam Beverwaard(hierna: het Wijkteam) een verzoek ingediend voor een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) voor psychomotorische therapie (hierna: PMT). Volgens [appellante] hanteerde de
in naturaPMT-verlener Lucertis, die door de Gemeente was gecontracteerd, een te lange wachttijd.
26 augustus 2016heeft bij het
Wijkteam[plv. teamleider Wijkteam], plaatsvervangend teamleider (hierna: [plv. teamleider Wijkteam]), die deze aanvraag samen met zijn collega [medewerker Wijkteam] (hierna: [medewerker Wijkteam]) behandelde, [appellante] bericht over de aanvullende voorwaarden die krachtens artikel 8.1.1 lid 2 Jeugdwet gelden voor het aanvragen van een PGB. Daarnaast heeft hij erop gewezen dat bij het toekennen van een PGB sprake moet zijn van een budgetplan, een zorgovereenkomst en mogelijk een rekentool voor de kostenraming.
klachtenbureau Maatschappelijke Ontwikkeling van de Gemeente(hierna: het Klachtenbureau MO). Daarin heeft zij het Wijkteam onder meer verweten traag te handelen.
29 en 30 augustus en 1 september 2016heeft bij het
Wijkteamtussen [plv. teamleider Wijkteam], [medewerker Wijkteam], de [Wijkteamleider], Wijkteamleider (hierna: [Wijkteamleider]), [rayonmanager], rayonmanager, en andere niet nader naar functie aangeduide personen overleg plaatsgevonden over de met [appellante] ontstane situatie en de mogelijkheid van raadpleging van
Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond(hierna: Veilig Thuis, in de stukken ook aangeduid als VTRR) met het oog op een melding bij Veilig Thuis.
Veilig Thuisis het advies-en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling (hierna: AMHK) in de zin van artikel 4.1.1 lid 1 Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo) voor de regio Rotterdam-Rijnmond.
21 september 2016heeft bij het
Wijkteameen bespreking plaatsgevonden tussen (onder meer) [appellante], bijgestaan door haar raadsman de heer Michielsen, en [Wijkteamleider]. In de door het Wijkteam opgestelde notulen van deze bespreking (productie 1 inleidende dagvaarding) staat:
Het doel is te komen tot afspraken voor het organiseren/aanvragen van PMT voor [de zoon].
voor PMT.
graag snel stappen zetten met de PGB aanvraag. Voorwaarde van mevrouw is dat het door een andere medewerker of wijkteam wordt opgepakt. [appellante] heeft geen vertrouwen in[[medewerker Wijkteam]]
en[[plv. teamleider Wijkteam]].
(…). [Wijkteamleider] geeft aan dat hij geen nieuwe medewerker of ander wijkteam zal vragen om de PGB aanvraag over te nemen. Hij acht de kans zeer groot dat deze medewerker vast zal lopen in het gesprek met mevrouw omdat deze dezelfde stappen zal moeten hanteren. Het risico is dan te groot dat noodzakelijke hulp niet gestart kan worden of vertraging op zal lopen.
om de aanvraag PGB rond te maken. [appellante] wijst dit voorstel af.
Klachtenbureau MOuitgebreid met een klacht tegen het doen van een melding bij Veilig Thuis.
op 26 september 2016, namens het
Wijkteam, via een daartoe bestemd standaardformulier, de door hem aangekondigde melding gedaan bij
Veilig Thuis(productie 3 conclusie van antwoord).
Op de vraag “
van welke mishandeling (…) er sprake[is]” heeft [Wijkteamleider] de
keuze “
Kindermishandeling/Huiselijk geweld en er wonen minderjarigekinderen in het gezin”, aangevinkt.
De vragen op het standaardformulier zijn verder, voor zover thans van
belang, onder meer als volgt beantwoord [onderstreping in citaat toegevoegd,
hof]:
“
Laat het gemelde kind zorgelijk gedrag zienJa, namelijk: Informatie uit aanvraag PMT door school: [de zoon] loopt vast inzijn sociale emotionele en cognitieve ontwikkeling.School signaleert het volgende:
Een slechte werkhouding: hij heeft opstartproblemen en moeite zijn taken af te maken.
Hij kan zich slecht concentreren.
Zijn motorische ontwikkeling loopt achter t.o.v. leeftijdsgenoten.
[de zoon] kan de opdrachten niet onthouden en vergeet ook delen van opdrachten.
Zonder externe, constante aansturen werkt [de zoon] niet.
Hij heeft veel moeite zichzelf af te remmen; roept dingen door de klas vanuit een impuls en heeft daar geen controle op.
Ondervindt vanwege bovenstaande problemen moeilijkheden in de contact name met zo wel kinderen als volwassenen en wordt onzeker. [de zoon] moet veel gecorrigeerd en gewaarschuwd worden en wordt onzeker.(…)
is ruim 1,5 jaar (februari 2015) geleden in beeld gekomen bij het wijkteam Hoogvliet. Mevrouw had zichzelf aangemeld met de vraag om de thuissituatie te ontlasten na schooltijd, in de weekenden en tijdens vakantie door gedragsproblemen van [de zoon].Het wijkteam trof bij huisbezoek een rommelig en vervuild huis aan. Moeder maakt gebruik van maatschappelijk werk van de kerk ivm financiële problemen. Gaf aan geen ondersteuning van wijkteam hierin nodig te hebben. Maatschappelijk werk kerk heeft aangegeven bij wijkteam Hoogvliet dat moeder slecht in staat is te organiseren.Het wijkteam Hoogvliet is met mevrouw bezig geweest voor het aanvragen van PGB om de thuissituatie te ontlasten. Deze communicatie liep vast en sindsdien is mevrouw terecht gekomen in een spiraal van het indienen van klachten tegen medewerkers van het wijkteam. Eerst in Hoogvliet, toen de wijkteamleider Carnisse die gevraagd was de PGB aanvraag te beoordelen en nu in Beverwaard. De wijkteamleider Carnisse trof toen nog in Hoogvliet een redelijk opgeruimde woning aan. Mevrouw heeft PGB huishoudelijke verzorging.Mevrouw is verhuisd naar Beverwaard en heeft zich op 1 juli gemeld bij het wijkteam ivm aanvraag PMT voor haar zoon.Ook hier heeft mevrouw het vertrouwen opgezegd in de plaatsvervangend wijkteamleider en PGB-deskundige en een klacht tegen hen ingediend.
10 oktober 2016heeft het
Klachtenbureau MOde klachten van [appellante] verworpen (productie 2 inleidende dagvaarding).
12 oktober 2016heeft [appellante] een viertal klachten tegen het Wijkteam ingediend bij de gemeentelijke
Kinderombudsman(hierna: de ombudsman).
13 februari 2017heeft ontvangen, heeft
Veilig Thuisde Gemeente van de resultaten van zijn onderzoek naar aanleiding van deze vier klachten op de hoogte gesteld:
Beoordeling door Veilig Thuis RR
23 juni 2017een nadere e-mail gestuurd aan
Veilig Thuis(hierna: tweede bericht) met de volgende tekst:
Hierbij een aanvulling op een eerdere melding (…). Deze aanvulling graagzien als een nieuwe melding, waarbij inhoudelijk wordt toegevoegd aan deeerste melding.”
Inzake eerdere melding bij Veilig thuis inzake casus 16716 het volgende.De raadsonderzoeker ([raadsonderzoeker]) heeft de eerdere melding afgehandeld. Zij heeft aangegeven dat wij, indien er geen positieve verandering gaat plaatsvinden, een aanvulling op de melding kunnen doen. Om deze vervolgens opnieuw naar Veilig Thuis kunnen sturen. Er zijn zorgwekkende ontwikkelingen geweest die noodzakelijk maken dat er een nieuwe melding moet komen.(…)
met dwangbegeleiding vanuit de[Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hof].
Het hierboven beschreven relaas is een opsomming van alle pogingen om [de zoon], de zoon in kwestie, in ieder geval te voorzien van de gevraagde Psycho Motorische Training. Wij maken ons grote zorgen om de grote tijdsspanne tussen de eerste vraag om hulp en het moment waar we ons nu bevinden. Het niet zien van de kinderen, het niet kunnen inschatten van de hulpvragen die onder het gedrag van moeder liggen, de wetenschap dat er bij de GGD een verlenging is afgegeven voor een medische indicatie voor kinderopvang voor beide kinderen, de zorgen die school heeft over het gedrag en de wetenschap dat hier zeker inzet vanuit de hulpverlening nodig is (wellicht voor allebei de kinderen en ook moeder), maakt dat wij opnieuw de vraag neerleggen om een onderzoek te gaan starten naar deze situatie. Tegelijkertijd vragen wij, vanwege het onvermogen vanuit de vrijwillige hulpverlening om binnen dit onderzoek zeer concreet te kijken naar een beschermingsmaatregel. Dit is naar onze mening de enige manier om [appellante] te ondersteunen in haar opvoeding en de kinderen die hulp te bieden die nodig is. Terugverwijzen naar de vrijwillige hulpverlening is niet zinvol en deze mening wordt ook gevoerd door de [tactisch manager] (tactisch manager) en [rayonmanager] (rayon manager zuid binnen).”
27 september 2017(productie 3 inleidende dagvaarding) heeft
de ombudsmandrie van de vier door [appellante] voorgestelde klachten verworpen, waarbij de ombudsman onder meer (omtrent klacht 4) heeft overwogen dat de Gemeente in redelijkheid tot haar beslissing is kunnen komen om geen ander wijkteam toe te wijzen. De ombudsman heeft de klacht over de melding door het Wijkteam bij Veilig Thuis wél gegrond verklaard. In het rapport van de ombudsman staat, voor zover thans van belang, onder meer het volgende hierover vermeld:
Relevante behoorlijkheidsvereistenEvenredigheidDe overheid kiest om haar doel te bereiken een middel dat niet onnodig ingrijpt in het leven van de burger en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel.
22 september 2017een aanvullende klacht ingediend bij de
ombudsman. In een conceptrapport van
de ombudsmand.d.
16 februari 2018(productie 6 conclusie van repliek) staat onder ‘voorlopig oordeel’ het volgende vermeld:
De klacht is gegrond. Met het opnieuw melden bij Veilig Thuis heeft de gemeente een onevenredig zwaar instrument toegepast. De gemeente heeft hiermee in strijd met het behoorlijkheidsvereiste evenredigheid gehandeld.”
De regelgeving
in natura. Krachtens artikel 8.1.1 lid 2 Jeugdwet gelden voor het aanvragen van een PGB aanvullende voorwaarden ten opzichte van het aanvragen van jeugdhulp
in natura. De feitelijke beoordeling hiervan wordt gedaan door gemeentelijke Wijkteams. Medewerkers bij het Wijkteam zijn geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SJK).
“
elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel;”.
Stb. 2013, 324; hierna: het Besluit) een stappenplan bevatten met ten minste de volgende stappen:
a. het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling;
“Stap 2:Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het[AMHK](…)Om de signalen die in kaart zijn gebracht goed te kunnen duiden, is overlegmet een deskundige collega noodzakelijk. Te denken valt hierbij bijvoorbeeldaan de (aandachts)functionaris huiselijk geweld of kindermishandelingbinnen de eigen organisatie (…). Zo nodig kan op basis van anoniemecliëntgegevens (daarnaast) ook het[AMHK]
worden geraadpleegd.Stap 3: Gesprek met de cliënt(…)
2 Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen VTRR
Het collegiale overleg met betrekking tot een HG zaak, heeft altijd plaats met een H deskundige. Met hem of haar wordt besproken: (…)
Bij het eerste gesprek met de cliënt worden de zorgen en signalen met de cliënt of de ouders van de cliënt besproken. (…)
Besproken wordt dat het doel is om elke vorm van geweld of mishandeling (…) te stoppen.
Vordering in eerste aanleg en beslissing van de kantonrechter
De grieven en het verweer
grief 1geklaagd over het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is geweest van een opzettelijk valse melding (r.o. 5.6). Met
de grieven 2 en 3heeft [appellante] zich beklaagd over het oordeel van de kantonrechter dat de melding bij Veilig Thuis niet onrechtmatig was. Volgens [appellante] heeft de kantonrechter hierbij het oordeel van de ombudsman niet juist gewogen, nagelaten de toets van de Meldcode (de stappen 2 en 3) te beoordelen en miskend dat er geen sprake was van een situatie dat [de zoon] aan noodzakelijke zorg werd onttrokken.
Beoordeling van de vordering in hoger beroep (in het licht van de grieven)
Kamerstukken II2011/12, 33 063, nr. 3, MvT, para. 6.1) volgt dat voor het doorbreken van een beroepsgeheim ten behoeve van een melding bij een AMHK sprake moet zijn van een met concrete feiten en omstandigheden gestaafd redelijk vermoeden van kindermishandeling Uit de aard van de materie volgt dat de rechter de redelijkheid van dat vermoeden alleen marginaal kan toetsen. De hulpverlener moet daarbij wél zorgvuldig handelen. De Meldcode biedt daarbij een verplicht handvat.
Het begrip kindermishandeling
(i) Zowel door [appellante] als de school zijn bij de nog jonge [de zoon] serieuze gedragsproblemen geconstateerd; vandaar ook (onder meer) het verzoek van [appellante] om een PGB ten behoeve van PMT voor [de zoon]. Ook de school heeft om PMT gevraagd.
(ii) De Gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdhulpverlening krachtens de Jeugdwet. De hulpverlening aan [de zoon] binnen de Gemeente kwam al geruime tijd niet behoorlijk van de grond, ondanks inspanningen van het Wijkteam. [appellante] heeft daarbij de twee enige opties geweigerd die de Gemeente binnen de grenzen van de Jeugdwet kon bieden: PMT
in naturaof een PGB met inachtneming van de aanvullende voorwaarden van artikel 8.1.1 lid 2 Jeugdwet.
(iv) Het Wijkteam kon niet in contact komen met [de zoon] ([appellante] gaf geen toestemming aan het Wijkteam voor gesprekken met [de zoon]) en door het gebrek aan medewerking van [appellante] kon de gezinssituatie niet deugdelijk worden onderzocht.
(v) Het Wijkteam heeft geen eigen instrumentarium om de door het team noodzakelijk geachte medewerking af te dwingen (los van het onthouden van hulp). Daarbij volgt uit de toelichting van de wetgever bij de voorloperbepaling van artikel 2.5.6 Wmo dat een melding bij een AMHK juist ook kan dienen om een impasse te doorbreken, dat wil zeggen wanneer de beroepsgeheimhouder met zijn eigen middelen niet verder komt met het bieden van de volgens hem noodzakelijke hulp.
(a) dat in het oordeel van Veilig Thuis en de ombudsman ligt besloten dat [de zoon] door [appellante] niet bewust aan de noodzakelijke zorg werd onttrokken en (b) dat volgens Veilig Thuis en de ombudsman van de gemelde kindermishandeling niet is gebleken. Volgens [appellante] mag de rechter zonder deugdelijke motivering niet van deze gezaghebbende bronnen afwijken.
wordt door een bedreigende interactie aan de minderjarige de benodigde zorg onthouden?).
Doorbreking geheimhoudingsplicht
De zorgvuldigheidseisen
Stap 2 van de Meldcode
Overigens zijn de medewerkers bij het Wijkteam geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) en deskundig in betreffende problematiek (onweersproken conclusie van antwoord 25). Daarnaast staat vast dat er vanuit de school van [de zoon] een aanvraag voor PMT was gedaan en dat de Gemeente zo op de hoogte kwam van signalen over [de zoon], terwijl er, zoals [appellante] erkent, collegiaal overleg heeft plaatsgevonden en tevoren Veilig Thuis is geraadpleegd.
Stap 3 van de Meldcode
om te komen tot afspraken voor het organiseren/aanvragen van PMT voor [de zoon]. Toen dit doel niet werd bereikt, is [appellante] meteen met een voldongen feit geconfronteerd, waarbij [Wijkteamleider] [appellante] op de hoogte heeft gebracht dat hij Veilig Thuis gaat vragen om te onderzoeken wat nodig is voor haar en haar gezin. Enige vorm van overleg hierover, dan wel enige poging om de instemming van [appellante] te krijgen voor deze melding, blijkt hier niet uit. Aan de latere aanvullende melding van 23 juni 2017 (zie r.o. 14) is kennelijk in het geheel geen gesprek, zoals hiervoor bedoeld, voorafgegaan. Omdat het Wijkteam Veilig Thuis in die latere melding uitdrukkelijk heeft verzocht om een verzwaard onderzoek, namelijk naar de noodzaak van ondertoezichtstelling met dwangbegeleiding, kan daarbij in het midden blijven of die latere melding, zoals [appellante] betoogt, een nieuwe melding is of, zoals de Gemeente betoogt, louter een aanvulling op de eerste: wegens het verzoek om een verzwaard onderzoek had de Gemeente in beide gevallen opnieuw een gesprek moeten voeren met [appellante] over het voornemen om dat verzoek aan Veilig Thuis voor te leggen.
De schadevordering
(het zogenaamde ‘condicio sine qua non-verband’) onvoldoende heeft toegelicht. De noodzakelijke schakel tussen (i) het nalaten van het Wijkteam om met [appellante] een deugdelijk gesprek te voeren en (ii) de immateriële schade die [appellante] vordert is daarmee niet komen vast te staan. Dit betekent dat de vordering van [appellante] niet toewijsbaar is.