ECLI:NL:HR:2022:226
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak
In deze zaak hebben de erfgenamen van [X] te [Z] (hierna: belanghebbenden), vertegenwoordigd door A. Bakker, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 juni 2021. Dit beroep was gericht tegen de uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland, waarin de Rechtbank had geoordeeld over een verzoek van de belanghebbenden om een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 18 februari 2022.