ECLI:NL:HR:2022:220

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
20/03210
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende dwangsom

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door C.W.G. Janssen, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Hilversum. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 23 juli 2020, die op haar beurt betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 5 september 2019. Deze eerdere uitspraak betrof een verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van de Rechtbank onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Uiteindelijk kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 18 februari 2022, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03210
Datum18 februari 2022
ARREST
in de zaak van
van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door C.W.G. Janssen,
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE HILVERSUM,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 23 juli 2020, nr. UTR 18/3672-V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 5 september 2019 betreffende een verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022.