Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
6 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak oordeelt de Hoge Raad over een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor grootschalige kinderopvangtoeslagfraude en gewoontewitwassen. De verdachte heeft samen met anderen oplichting gepleegd door valse aanvragen voor kinderopvangtoeslag in te dienen bij de Belastingdienst, wat heeft geleid tot een onterecht uitgekeerd bedrag van circa € 370.132. De verdachte heeft in totaal € 46.800 ontvangen, waarvan een deel middellijk afkomstig was uit de oplichtingshandelingen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken over de kwalificatie van witwassen en bevestigt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededaders een nauwe samenwerking hebben gehad bij het plegen van de feiten, waarbij persoonsgegevens van aanvragers zijn gebruikt om valse aanvragen in te dienen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en verwerpt het beroep, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, die wordt verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase.