Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
6 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 december 2020. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor medeplegen van gewoontewitwassen, diefstal met een valse sleutel en het nalaten om tijdig gegevens te verstrekken. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging vanwege onvolledigheid van het onderzoeksdossier. Daarnaast werden er verschillende bewijsklachten ingediend met betrekking tot de beschuldigingen van gewoontewitwassen, diefstal en nalaten van gegevens. De verdediging stelde ook dat er onvolkomenheden waren bij de beëdiging van de raadsheren van het hof die de uitspraak hadden gedaan.
De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft dit oordeel gevolgd. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.