Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
6 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, geboren in 2002, tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2021. De verdachte was betrokken bij een jeugdzaak waarin hem medeplegen van diefstal werd verweten, zoals omschreven in artikel 311.1.4 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging, vertegenwoordigd door de advocaten J.S. Nan en N. Gonzalez Bos, heeft een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel werd gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 6 december 2022 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.