ECLI:NL:HR:2022:1741
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding en rechtsbijstand in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door [A], tegen het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De zaak betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de rechtsbijstand die door [A] zou zijn verleend. De Belastingsamenwerking betwistte dat [A] beroepsmatig rechtsbijstand verleende, en voerde aan dat hij niet ingeschreven stond in het handelsregister en dat er geen bewijs was van zijn beroepsactiviteit. De Hoge Raad oordeelde dat belanghebbende onvoldoende had aangetoond dat [A] beroepsmatig rechtsbijstand verleende, en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.
De achtergrond van de zaak betreft een geschil over aanmaningskosten die aan belanghebbende waren opgelegd in verband met onbetaalde lokale heffingen. Na een aantal juridische procedures, waaronder een compromis dat was bereikt tijdens een zitting bij het Hof Den Haag, had belanghebbende toch cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk was, omdat het compromis na een eerdere uitspraak van de Hoge Raad uitvoerbaar was geworden. De Hoge Raad concludeerde dat er geen belang meer was bij de vernietiging van de uitspraak van het Hof, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.