Uitspraak
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
Place of work
6.Gateway Airport
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
18 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen NetJets Management Limited, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde luchtvaartmaatschappij, en een piloot die in dienst was van NetJets. De piloot had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, die de beschikking van de kantonrechter had vernietigd en de zaak had teruggewezen naar de kantonrechter. De kern van de zaak betreft de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van de piloot, waaronder een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
De Hoge Raad oordeelde dat de Brussel I-bis Verordening van toepassing is, en dat de plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt of heeft gewerkt bepalend is voor de bevoegdheid van de rechter. De Hoge Raad concludeerde dat de piloot zijn verplichtingen jegens NetJets voornamelijk vervulde vanuit Schiphol, waar hij zijn opdrachten ontving en van waaruit hij vertrok. De Hoge Raad benadrukte dat de 'home base' van de piloot, hoewel deze op verzoek van de werknemer kan worden gewijzigd, niet van invloed is op de vaststelling van de plaats van waaruit de piloot zijn werkzaamheden verrichtte.
De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van NetJets en oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de piloot zijn werkzaamheden vanuit Schiphol verrichtte. De uitspraak bevestigt de belangrijke rol van de thuisbasis in de beoordeling van de bevoegdheid van de rechter in internationale arbeidsgeschillen.