ECLI:NL:HR:2022:1644

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
22/01498
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over precariobelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de heffingsambtenaar van Tribuut Belastingsamenwerking te Epe. De zaak betreft de aan belanghebbende, [X] te [Z], opgelegde aanslagen in de precariobelasting voor de jaren 2016 en 2017. De uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 maart 2022, nr. 21/00246 tot en met 21/00248, werd in cassatie aangevochten door de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door [P].

De Hoge Raad heeft de klachten van de heffingsambtenaar beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 11 november 2022. Van de heffingsambtenaar wordt een griffierecht geheven van € 548.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/01498
Datum11 november 2022
ARREST
in de zaak van
de HEFFINGSAMBTENAAR VAN TRIBUUT BELASTINGSAMENWERKING te Epe (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 maart 2022, nr. 21/00246 tot en met 21/00248 [1] , betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2016 en 2017 opgelegde aanslagen in de precariobelasting van de gemeente Epe.

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 8 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:34, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, nrs. 18/01016, 18/01017 en 19/00750 [2] , met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

De heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
Van de heffingsambtenaar van Tribuut Belastingsamenwerking wordt een griffierecht geheven van € 548.