ECLI:NL:HR:2022:1637
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 december 2021, nr. 21/2239 ANW-PV, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 21/365). De zaak betreft een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene nabestaandenwet.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep duidelijk niet kan slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is genomen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.