Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
15 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, economische kamer, van 12 mei 2021. De verdachte, geboren in 1969, was aangeklaagd voor het meermalen gebruiken van radioapparaten zonder vergunning, in strijd met artikel 10.15.1 van de Telecommunicatiewet. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat dit te laat was ingesteld volgens artikel 408.1.a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad diende zich te buigen over verschillende procesrechtelijke vragen, waaronder de vraag of de inleidende dagvaarding aan de verdachte persoonlijk was uitgereikt of aan haar tweelingzus, en of de economische kamer van het hof bevoegd was om de zaak te behandelen. Daarnaast werd er een onvolkomenheid bij de beëdiging van een of meerdere raadsheren van het hof aan de orde gesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit geen verdere bespreking behoeft, verwijzend naar een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2022:1438). De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en deze niet gegrond verklaard, waardoor het beroep werd verworpen.