ECLI:NL:HR:2022:1623

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
21/02082
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gebruik van radioapparaten zonder vergunning en procesrechtelijke vragen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, economische kamer, van 12 mei 2021. De verdachte, geboren in 1969, was aangeklaagd voor het meermalen gebruiken van radioapparaten zonder vergunning, in strijd met artikel 10.15.1 van de Telecommunicatiewet. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat dit te laat was ingesteld volgens artikel 408.1.a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad diende zich te buigen over verschillende procesrechtelijke vragen, waaronder de vraag of de inleidende dagvaarding aan de verdachte persoonlijk was uitgereikt of aan haar tweelingzus, en of de economische kamer van het hof bevoegd was om de zaak te behandelen. Daarnaast werd er een onvolkomenheid bij de beëdiging van een of meerdere raadsheren van het hof aan de orde gesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit geen verdere bespreking behoeft, verwijzend naar een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2022:1438). De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en deze niet gegrond verklaard, waardoor het beroep werd verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02082 E
Datum15 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, economische kamer, van 12 mei 2021, nummer 20-001219-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadslieden hebben – na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde termijn – bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van één of meerdere raadsheren die de bestreden uitspraak hebben gewezen, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 november 2022.