ECLI:NL:GHSHE:2021:1599
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake overtreding Telecommunicatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, gewezen op 6 december 2018. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk meermalen overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet. De straf bestond uit een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en de inbeslaggenomen zendapparatuur, transformatoren en portofoon werden onttrokken aan het verkeer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het hof moest zich eerst buigen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat het beroepen vonnis bij verstek is gewezen en dat de inleidende dagvaarding op 29 augustus 2018 aan de verdachte in persoon is betekend. Volgens artikel 408, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering moet hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld. De verdachte heeft echter pas op 17 april 2019 hoger beroep ingesteld, wat te laat is. Het hof heeft geen omstandigheden gevonden die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken.
Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, met mr. K.J. van Dijk als voorzitter en mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. D.A.E.M. Hulskes als raadsheren. De uitspraak vond plaats op 12 mei 2021.