In deze zaak heeft de Gemeente Amsterdam cassatie ingesteld tegen de verwersters, die betrokken zijn bij een aannemingsovereenkomst met betrekking tot de vluchtwegen van ondergrondse metrostations. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Amsterdam en arresten van het gerechtshof Amsterdam. De Gemeente heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een tussenarrest van het hof, waartegen de verwersters een verweerschrift hebben ingediend. De advocaat-generaal S.D. Lindenbergh heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaten van de Gemeente schriftelijk hebben gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten over het tussenarrest beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 9.286,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.