Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 januari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van voorwerpen bestemd voor hennepteelt, in strijd met de Opiumwet. De verdediging stelde dat de verdachte geen criminele intentie had, omdat de voorwerpen bestemd waren voor een legale hennepteelt in Kroatië. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof de verdediging de gelegenheid gegeven om relevante stukken over te leggen, maar deze moesten in het Nederlands zijn vertaald. De verdediging heeft echter geen vertaalde stukken aangeleverd, maar wel enkele documenten in het Nederlands, Engels en Kroatisch. Het hof heeft geoordeeld dat de verdediging onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verdachte een legaal hennepteeltbedrijf in Kroatië had. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken over de verplichting van de rechter om nieuwe stukken van overtuiging te betrekken bij zijn beraadslaging. De Hoge Raad concludeert dat het hof niet gehouden was om nader in te gaan op de inhoud van de niet-vertaalde stukken en verwerpt het cassatieberoep.