ECLI:NL:HR:2022:1550
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslagen landinrichtingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 januari 2022, met nummer 20/00473 en 20/00474, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/89 en HAA 20/110). De kwestie betrof de aan belanghebbende opgelegde aanslagen landinrichtingsrente voor de jaren 2018 en 2019.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022, en het arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren.