ECLI:NL:HR:2022:151

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
20/02711
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen lokaalvredebreuk door demonstratie in RAI bij bouwvakbeurs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 augustus 2020. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij een demonstratie in de RAI tijdens een bouwvakbeurs, wat leidde tot beschuldigingen van lokaalvredebreuk, zoals vastgelegd in artikel 138.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte stelde dat hij ontslagen moest worden van alle rechtsvervolging, omdat de strafvervolging in strijd zou zijn met de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Hoge Raad heeft het verweer van de verdachte verworpen en geoordeeld dat het cassatiemiddel faalt. De redenen voor deze beslissing zijn te vinden in een eerder arrest van de Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2022:126, dat samenhangt met deze zaak. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het gerechtshof bevestigd en het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02711
Datum8 februari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 augustus 2020, nummer 23-004089-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het bestreden beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verwerping van het verweer dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege onverenigbaarheid van de strafvervolging met de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 20/02710, ECLI:NL:HR:2022:126.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers, M. Kuijer, C. Caminada en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 februari 2022.