ECLI:NL:HR:2022:1484

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
21/03015
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering en redelijke termijn in Opiumwetdelicten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2021. De verdachte, geboren in 1978, was betrokken bij meerdere Opiumwetdelicten, waaronder de invoer van cocaïne en hennep, en deelneming aan een criminele organisatie. De Hoge Raad beoordeelde de strafmotivering van het hof, dat een gevangenisstraf van 7 jaren en 6 maanden had opgelegd. De vragen die aan de orde kwamen waren of het hof toereikend had gemotiveerd op basis van het gewijzigde VI-regime en of de opgelegde straf begrijpelijk was in het licht van de eerdere straffen en de pleidooien van de verdediging. Daarnaast werd de redelijke termijn in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep besproken. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet hoefde te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03015
Datum1 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2021, nummer 23-004512-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 november 2022.