In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de fiscale eenheid [X] C.S. te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 juni 2020, waarin het Hof uitspraak deed op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur. De onderliggende kwestie betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over verschillende periodes van 2007 tot en met 2012, alsook de daarbij opgelegde boetes en beschikkingen inzake heffingsrente.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F. van der Weiden, heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad vastgesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure, die begon op 30 juli 2020. Hoewel deze overschrijding niet leidt tot een vergoeding voor immateriële schade, heeft de Hoge Raad wel besloten om de boetes te verminderen. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt minder dan zes maanden en de boetes zijn meer dan € 1.000. De Hoge Raad heeft de boetes verminderd met 5 procent, tot respectievelijk € 12.401 en € 4.551.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep in cassatie ongegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boetes, en de boetes verminderd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.