Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Apeldoorn,
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
14 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [eiser] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 februari 2021 is gewezen. De zaak betreft een geschil over de uitleg van een pensioenregeling, specifiek de C-polis, en de vraag of er sprake is van een eindloonregeling en gegarandeerd kapitaal. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van Achmea, dat onder de voorwaarde was ingesteld dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest zou leiden, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Achmea zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.