ECLI:NL:HR:2022:1435

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
21/02215
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg pensioenregeling en de toepassing van de eindloonregeling in cassatie

In deze zaak heeft [eiser] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 februari 2021 is gewezen. De zaak betreft een geschil over de uitleg van een pensioenregeling, specifiek de C-polis, en de vraag of er sprake is van een eindloonregeling en gegarandeerd kapitaal. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van Achmea, dat onder de voorwaarde was ingesteld dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest zou leiden, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Achmea zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/02215
Datum14 oktober 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: N.E. Groeneveld-Tijssens, aanvankelijk ook S.A.L. van de Sande,
tegen
ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Achmea,
advocaat: F.M. Dekker.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak 5422458 \ CV EXPL 16-6071 van de kantonrechter te Apeldoorn van 7 februari 2018;
het arrest in de zaak 200.245.424 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 februari 2021.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Achmea heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Achmea mede door C.A. Bosma.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Achmea begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
14 oktober 2022.