Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
11 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een steekincident dat plaatsvond op kerstavond in 2018 te Uithoorn, waarbij de verdachte twee keer met kracht met een mes in de buik van een ander steekt en ook met een mes in het hoofd steekt. De verdachte is in cassatie gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 2 maart 2021 uitspraak deed in deze strafzaak. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het tweede cassatiemiddel, dat betrekking heeft op de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, gegrond is. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren naar drie jaren en elf maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 oktober 2022.