Uitspraak
1.primairhij op of omstreeks 25 december 2018 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
1.subsidiairhij op of omstreeks 25 december 2018 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
2.primairhij op of omstreeks 25 december 2018 te Uithoorn aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten een gebroken neus, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet een kopstoot, althans een stomp/klap tegen het gezicht te geven;
2.subsidiairhij op of omstreeks 25 december 2018 te Uithoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een kopstoot, althans een stomp/klap tegen het gezicht heeft gegeven.
steekletsel heeft opgelopen, hetgeen past in de lezing van de verdachte dat hij zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met een mes.
1.hij op of omstreeks 25 december 2018 te Uithoorn , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven , met dat opzet
2.hij op of omstreeks 25 december 2018 te Uithoorn aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht, door [slachtoffer] met dat opzet een kopstoot te geven.
puntvan het lemmet van dat mes is aangetroffen, hetgeen past bij het steekletsel in de buik en het hoofd van [benadeelde]. Geen enkele getuige heeft waargenomen dat de verdachte op het moment dat hij werd overmeesterd een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt. Dit onderbouwt de verklaring van de aangever, dat hij door de verdachte werd gestoken op het moment dat hij tussen de verdachte en [naam 1] in is gaan staan teneinde hen uit elkaar te halen. Dit moment is, zoals hiervoor overwogen, gelegen voor het moment dat de Litouwers de portocabin van de verdachte binnenkwamen en de verdachte overmeesterden.
voltooidedoodslag. Daaruit kwam naar voren dat niet snel wordt volstaan met een lagere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren en dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, die duur oploopt tot een gevangenisstraf van twaalf jaren (en dat in uitzonderingsgevallen voor een nog langduriger straf wordt gekozen).
poging totdoodslag – is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van drie jaren onvoldoende recht doet aan de ernst en aard van het bewezenverklaarde. Daarbij heeft het hof eveneens betrokken dat de verdachte zich niet alleen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, maar eveneens aan zware mishandeling.
materiëleschade heeft geleden tot een bedrag van € 6.747,30, mede omdat de stellingen van de benadeelde partij omtrent het optreden van dergelijke schade en de causale relatie daarvan met het bewezenverklaarde van de zijde van de verdachte niet gemotiveerd zijn betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen. De benadeelde partij kan met betrekking tot hetgeen ter compensatie van materiële schade méér is gevorderd, te weten een bedrag van € 1.000,00 ter zake van plastische chirurgie, niet in zijn vordering worden ontvangen, nu dit toekomstige schade betreft en onvoldoende concreet is onderbouwd dat deze kosten zullen worden gemaakt. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
immateriëleschade heeft geleden. Hierbij heeft het hof wederom betrokken dat de stellingen van de benadeelde partij omtrent het optreden van dergelijke schade en de causale relatie daarvan met het bewezenverklaarde van de zijde van de verdachte niet gemotiveerd zijn betwist. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof schat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar billijkheid op € 10.000,00. Het hof heeft hierbij gelet op de agressieve en ingrijpende aard van het handelen van de verdachte, de inbreuk die daarmee op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij is gemaakt, het letsel dat hem daarbij is toegebracht en het daarmee verband houdende langdurige herstel, alsmede op de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen. De vordering zal met betrekking tot hetgeen ter compensatie van immateriële schade méér is gevorderd worden afgewezen, omdat dat deel van de vordering de grenzen van billijkheid te buiten gaat.
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
€ 16.747,30 (zestienduizend zevenhonderdzevenenveertig euro en dertig cent) bestaande uit € 6.747,30 (zesduizend zevenhonderdzevenenveertig euro en dertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 26.500,00 (zesentwintigduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schadeaf.