ECLI:NL:HR:2022:1293
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Ziektewet en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Centrale Raad van Beroep. De belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Kiewitt, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 augustus 2021, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De zaak betrof een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Ziektewet en een verzoek om schadevergoeding op grond van titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Hoge Raad heeft de klacht van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de beoordeling van de klacht niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.