ECLI:NL:HR:2022:129
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de bekendmaking van aanslag en ontvangst van aangetekend post door de belastingdienst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door F.A. Piek, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998, en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente. De uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 oktober 2019, waartegen het cassatieberoep was ingesteld, had betrekking op het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Belanghebbende stelde dat de aanslag niet tijdig was ontvangen, omdat deze aangetekend was verzonden maar retour was gekomen. De Hoge Raad oordeelde dat de niet-tijdige ontvangst van het aanslagbiljet niet aan de belastingdienst kon worden toegerekend. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman had eerder geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, maar de Hoge Raad volgde deze conclusie niet. De middelen die in het principale beroep waren voorgesteld, faalden op de gronden die waren vermeld in een eerder arrest van dezelfde datum, met nummer 19/05155.
Het incidentele beroep in cassatie, dat door de Staatssecretaris was ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, verviel omdat het principale beroep ongegrond werd verklaard. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een vijfkoppige kamer, onder leiding van vice-president M.E. van Hilten, en werd openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.