ECLI:NL:HR:2022:1271

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
21/02338
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de eisen voor mededeling van de reden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een ontslag op staande voet. De werknemer, aangeduid als [werknemer], heeft cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het gerechtshof Den Haag. De werkgever, aangeduid als [werkgever] B.V., heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar de processtukken en de eerdere beschikkingen van de kantonrechter en het hof. De advocaat-generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van het principale cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de werknemer beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere beschikkingen. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van de werkgever behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk is van de uitkomst van het principale beroep.

De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de werknemer veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer21/02338
Datum23 september 2022

BESCHIKKING

In de zaak van
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [werknemer],
advocaat: S.F. Sagel,
tegen
[werkgever] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [werkgever],
advocaat: H.J.W. Alt.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaken 7834556 \ VZ VERZ 19-12943 en 7859671 \ VZ VERZ 19-13691 van de kantonrechter te Rotterdam van 20 september 2019;
de beschikkingen in de zaak 200.271.248/01 van het gerechtshof Den Haag van 15 december 2020 en 2 maart 2021.
[werknemer] heeft tegen de beschikkingen van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[werkgever] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
.

2. Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikkingen van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de beschikkingen van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3. Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [werknemer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [werkgever] begroot op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de [werknemer] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
23 september 2022.