ECLI:NL:RBZWB:2024:2703

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
10845057/AZ VERZ 23-79 en 10908725/AZ VERZ 24-8
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en gefixeerde schadevergoeding in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 24 april 2024, staat het ontslag op staande voet van [naam 1] door [b.v.] centraal. De zaak betreft twee procedures: de eerste is een verzoek van [naam 1] om het ontslag op staande voet te vernietigen, en de tweede betreft een verzoek van [b.v.] om betaling van een gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven op 3 december 2023, omdat [naam 1] het welzijn van de cliënten in gevaar heeft gebracht door met een geopende schuifdeur te rijden in een bus met zes kinderen. De kantonrechter wijst de verzoeken van [naam 1] af en kent de gefixeerde schadevergoeding toe aan [b.v.]. De rechter concludeert dat de redenen voor het ontslag, met name het in gevaar brengen van de kinderen, voldoende zijn om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De kantonrechter legt uit dat de werkgever de werknemer duidelijk moet informeren over de redenen voor ontslag, wat in dit geval is gebeurd. De proceskosten worden toegewezen aan [b.v.], terwijl de kosten in de tweede procedure worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer / rekestnummer: 10845057 \ AZ VERZ 23-79 en 10908725 \ AZ VERZ 24-8
Beschikking van 24 april 2024
in de zaak van
[naam 1] ,
te [plaats 1] ,
verzoekende partij in de zaak met nummer 10845057 \ AZ VERZ 23-79,
verwerende partij in het tegenverzoek,
tevens verwerende partij in de zaak met nummer 10908725 \ AZ VERZ 24-8,
hierna te noemen: [naam 1] ,
gemachtigde: mr. M.P. Poelman,
tegen
[b.v.] ,
te [plaats 2],
verwerende partij in de zaak met nummer 10845057 \ AZ VERZ 23-79,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
tevens verzoekende partij in de zaak met nummer 10908725 \ AZ VERZ 24-8,
hierna te noemen: [b.v.] ,
gemachtigde: mr. L. Venneman.

1.De zaak in het kort

1.1.
In beide zaken staat het door [b.v.] aan [naam 1] gegeven ontslag op staande voet centraal. Partijen zijn het niet eens over de datum van het ontslag op staande voet, de redenen die daaraan ten grondslag zijn gelegd en of de redenen een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
1.2.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat het ontslag op staande voet op 3 december 2023 is gegeven wegens twee redenen, kort gezegd het in gevaar brengen van kinderen (cliënten van [b.v.] ) door (door) te rijden met een bus, waarin die kinderen zaten, terwijl de schuifdeur geopend was, en het vergeten van medicijndoosjes van twee kinderen bij een museum en daarover ten onrechte aangeven dat de bakjes leeg waren. De reden die betrekking heeft op de bus levert een dringende reden voor ontslag op. De door [naam 1] verzochte vernietiging van het ontslag op staande voet wordt daarom afgewezen, en de door [b.v.] verzochte vergoeding van de gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen.
1.3.
Dit oordeel wordt hierna onder het kopje ‘De beoordeling’ uitgelegd. Eerst worden het verloop van de procedure, de relevante feiten en de verzoeken en verweren over en weer geschetst.

2.De procedure

2.1.
In de zaak met nummer 10845057 \ AZ VERZ 23-79 heeft de griffie op 18 december 2023 een verzoekschrift met 12 producties ontvangen van [naam 1] . [b.v.] heeft op 8 maart 2024 een verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk tegenverzoek met 9 producties ingediend. [naam 1] heeft op 18 maart 2024 aanvullend de producties 13 tot en met 15 toegezonden. Ook heeft [naam 1] een verweerschrift ingediend, als reactie op het voorwaardelijke tegenverzoek van [b.v.] .
2.2.
In de zaak met nummer 10908725 \ AZ VERZ 24-8 heeft de griffie op 30 januari 2024 een verzoekschrift met 2 producties ontvangen. [naam 1] heeft een verweerschrift zonder producties ingediend.
2.3.
Op 19 maart 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarin beide zaken gelijktijdig zijn behandeld. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
2.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat een beschikking zou volgen.

3.De feiten

3.1.
[b.v.] is in 2008 opgericht door het echtpaar de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] (de huidige directie van [b.v.] ). [b.v.] biedt gespecialiseerde begeleiding en opvang aan kinderen met een hulpvraag op het gebied van persoonlijke ontwikkeling. Het gaat daarbij om kinderen en (jong)volwassenen met een (verstandelijke) beperking of met ontwikkelings- en/of gedragsproblemen. Zij hebben een leeftijd van zes tot achttien jaar, met een uitloop voor lang zittende cliënten met een WLZ-beschikking tot een maximum leeftijd van 25 jaar. De aanpak van [b.v.] is in het bijzonder gericht op actieve begeleiding, het liefst in de buitenlucht. [b.v.] organiseert diverse sportieve activiteiten op eigen en externe locaties.
3.2. (
[naam 1] is op 1 februari 2023 in dienst getreden bij [b.v.] in de functie van senior begeleider. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is met ingang van
1 september 2023 voor de duur van een jaar verlengd. Het laatstverdiende salaris bedraagt
€ 3.142,00 bruto per maand exclusief emolumenten op basis van een fulltime werkweek.
3.3.
De functie van senior begeleider is bij [b.v.] de functie met de meeste verantwoordelijkheid en senioriteit. Tot de taken van een senior begeleider behoren het voorbereiden van het individuele of collectieve begeleidingsmoment, de uitvoering daarvan, het vervoer, het zorgdragen voor een overdracht met de ouders, het rapporteren en het toezien op tijdige inname van medicijnen.
3.4.
In het weekend van 3 november 2023 heeft [naam 1] samen met een aantal andere collega’s een groep kinderen begeleid tijdens een verblijf in Zeeland. De groep verbleef en overnachtte op het [vakantiepark] in [plaats 3] . Tijdens het weekend zijn onder andere een uitstapje naar een museum en het strand gemaakt.
3.5.
Op 3 december 2023 heeft [b.v.] via een medewerker een filmpje ontvangen. Het filmpje is gemaakt vanuit een rijdende bus en duurt 18 seconden. Op het filmpje is te zien dat de bus rijdt terwijl de schuifdeur is geopend. De jongen die het filmpje heeft gemaakt steekt tijdens het rijden zijn been gestrekt naar buiten, terwijl hij roept: “Hé, hé, mijn been, hé!”. Vervolgens roept hij: “Ho ho!”. De bus werd bestuurd door [naam 1] . Er zaten in totaal 6 kinderen in de bus. De groep kwam van het strand en was onderweg naar het vakantiepark.
3.6.
De collega heeft het filmpje op zaterdagavond 2 december 2023 via WhatsApp aan [naam 1] toegezonden, met de vraag: “
, krijg net een melding en een filmpje binnen. Ben jij dit en is dit echt gebeurd ja?” [naam 1] heeft als volgt geantwoord:
“Ja toen waren we bijna bij het huis en de deur was blijkbaar niet goed dicht. Toen hebben ze hem te lang open laten staan. Maar we reden 25km en waren er bijna
15 km
Bij het huis
Stelde geen reet voor. Maar was voor hun geweldig. Lekker spannend”
3.7.
Op 3 december 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer en mevrouw [naam 2] en [naam 1] . Er is geen verslag opgesteld van het gesprek. Tijdens het gesprek is aan [naam 1] een brief gegeven waarin staat:
“Op 3 december 2023 hebben wij u meegedeeld dat u verwijtbaar heeft gehandeld en hierbij het welzijn van de cliënten van [b.v.] ernstig in gevaar heeft gebracht. Op 3 december hebben wij een filmpje ontvangen via een client waarin te zien is dat u in een bus rijd en de cliënten achterin de bus de deur openen tijdens het rijden en hun benen naar buiten steken. U geeft hierop geen reactie richting de cliënten en laat dit gedrag gebeuren. U maakt zich hierdoor schuldig aan ernstig verwijtbaar gedrag.
Hiernaast heeft u afgelopen weekend Medicijn bakjes van twee cliënten laten liggen bij het [museum] . Bij uw collega heeft u aangegeven dat de bakjes leeg waren. Een medewerker van het museum heeft gebeld naar [b.v.] en gaf aan dat er nog medicatie in de bakjes zat.
Er zijn eerder meerdere gesprekken met u geweest over uw handelen en wij hebben u meermalen de mogelijkheid geboden om uw gedrag aan te passen.
Op basis van deze bevindingen wordt u per direct geschorst van werk zonder behoud van salaris.
Deze gedragingen zijn voor [b.v.] reden om je per direct te ontslaan op staande voet.
Wij willen u zoals besproken de mogelijkheid bieden akkoord te gaan met een vaststellingsovereenkomst. Wij geven u 1 week, tot uiterlijk 10 december, bedenktijd.
Tot en met 10 december 2023 heeft u de mogelijkheid om in te stemmen met het aanbod van de vaststellingsovereenkomst. Hierna vervalt het aanbod en wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd beschouwd vanwege ontslag op staande voet.”
3.8.
De advocaat van [naam 1] heeft bij brief van 5 december 2023 gesommeerd om het ontslag in te trekken en [naam 1] toe te laten tot zijn werk. Ook wordt aanspraak gemaakt op doorbetaling van salaris. Over de busrit vermeldt de brief:
“De situatie was als volgt.
Cliënt bestuurde jl. vrijdag in Zeeland een busje waarmee hij 6 kinderen in de leeftijd van 12-16 jaar vervoerde. Hij had erop toegezien dat ze allemaal een gordel droegen. Kinderen hebben tijdens het rijden de schuifdeur open gedaan. Cliënt reed in het donker op een weg buiten de bebouwde kom. Er was geen vluchtstrook. Het regende flink waardoor het zicht slecht was. Hij schatte gezien de verkeersomstandigheden in dat het te gevaarlijk was om midden op de weg direct te stoppen. Hij heeft de kinderen gezegd rustig te blijven en dat hij de bus snel zou parkeren.
Cliënt heeft direct vaart geminderd (tot ca 25-30 km per uur) en zag dat er een parkeerplaats was na ongeveer 300 m, is daar gestopt heeft deur gesloten.”
3.9.
[b.v.] heeft bij brief van 8 december 2023 gereageerd:
“4. Op het filmpje is te zien dat uw cliënt het [vakantiepark] park oprijdt waar het huis staat waar de kinderen verblijven. Langs deze weg is een groen strook waar hij meteen had kunnen stoppen. Dit is niet buiten de bebouwde kom.
(…)
Op basis van bovenstaande gegevens zijn wij in de stellige overtuiging dat ontslag op staande voet gerechtvaardigd is. (…)”
3.10.
De advocaat van [naam 1] heeft op 11 december 2023 puntsgewijs gereageerd op de inhoud van de brief van 8 december 2023 van [b.v.] . Op de hiervoor geciteerde passage over de groenstrook en de mogelijkheid om te stoppen is niet gereageerd.
3.11.
Bij e-mail van 12 december 2023 heeft de door [b.v.] ingeschakelde advocaat als volgt gereageerd:
“U heeft cliënte gevraagd om het staandevoets ontslag in te trekken. Dat berust op een misvatting uwerzijds. Er is immers nog geen ontslag verleend. Op 3 december jl. is uw cliënt door cliënte geschorst, zoals in de brief van diezelfde dag door cliënte is bevestigd. Uw cliënt kreeg van cliënte, hangende het ontslagvoornemen, tot 10 december jl. de gelegenheid om zich te beraden over een aangeboden vaststellingsovereenkomst. Van ontslag was dus nog geen sprake.
(…)
Het aanbod van de vaststellingsovereenkomst is door uw cliënt afgewezen. Dat betekent het volgende.
Uw cliënt wordt bij deze op staande voet ontslagen. De reden die aan het ontslag ten grondslag ligt, is dat uw cliënt het welzijn van de cliënten van cliënte in gevaar heeft gebracht, door een bus te besturen met cliënten terwijl, hetgeen hij wist, de portier geopend was en benen naar buiten werden gestoken. (…)”
4. Het verzoek van [naam 1] en het verweer van [b.v.] (met voorwaardelijk tegenverzoek) (zaak met nummer 10845057 \ AZ VERZ 23-79)
4.1.
[naam 1] verzoekt de kantonrechter om het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Ook verzoekt [naam 1] veroordeling van [b.v.] tot betaling van zijn salaris vanaf de datum van het ontslag op staande voet, voor wat betreft het achterstallige deel van het salaris te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging. Tot slot verzoekt [naam 1] een proceskostenveroordeling van [b.v.] .
4.2.
[b.v.] voert verweer. [b.v.] vindt dat de verzoeken van [naam 1] moeten worden afgewezen. Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst niet geëindigd is door het ontslag op staande voet, verzoekt [b.v.] de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden zonder toekenning van de transitievergoeding. Dit voorwaardelijke tegenverzoek is primair gebaseerd op verwijtbaar handelen van [naam 1] , subsidiair op een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair op een combinatie van omstandigheden (de e-, g- respectievelijk i- grond van artikel 7:669 lid 3 Burgerlijk Wetboek, “BW”). [b.v.] verzoekt in alle gevallen een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.
4.3.
[naam 1] verzet zich niet tegen het voorwaardelijke ontbindingsverzoek, mits in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst de geldende opzegtermijn in acht wordt genomen en de transitievergoeding wordt toegekend. Daarnaast verzoekt [naam 1] om toekenning van een billijke vergoeding van € 9.393,36.
5. Het verzoek van [b.v.] en het verweer daartegen van [naam 1] (zaak met nummer 10908725 \ AZ VERZ 24-8)
5.1.
[b.v.] verzoekt de kantonrechter om [naam 1] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van
€ 5.582,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2023, met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.
5.2.
[naam 1] voert verweer. [naam 1] vindt dat de verzoeken moeten worden afgewezen en dat [b.v.] in de proceskosten moet worden veroordeeld.

6.De beoordeling

In de zaak van het verzoek van [naam 1]
6.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het aan [naam 1] gegeven ontslag op staande voet stand houdt of niet. Partijen zijn het niet eens over de datum waarop het ontslag op staande voet is gegeven, over de redenen die aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd en tot slot of die redenen een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
De datum van het ontslag op staande voet
Standpunten van partijen
6.2.
Volgens [naam 1] is hij op 3 december 2023 op staande voet ontslagen. Tijdens het gesprek met de directie op die datum is het ontslag mondeling gegeven onder gelijktijdige overhandiging van de ontslagbrief (zie 3.7). Volgens [naam 1] kan de inhoud van die brief niet anders worden gelezen dan dat er per direct ontslag op staande voet wordt verleend. Dit staat letterlijk in de brief, en volgt ook uit het niet langer betalen van salaris en het feit dat geen nadere rechtshandeling nodig is om tot ontslag te komen indien hij de aangeboden vaststellingsovereenkomst niet zou tekenen.
6.3.
[b.v.] voert aan dat [naam 1] op 12 december 2023 op staande voet is ontslagen. Op 3 december 2023 is tijdens het gesprek aangegeven dat er sprake was van een reden voor ontslag op staande voet. De inhoud van de brief van 3 december 2023 is tijdens het gesprek aan [naam 1] voorgelezen. [naam 1] is geschorst en heeft de mogelijkheid gekregen om in te stemmen met een vaststellingsovereenkomst. Toen daar geen overeenstemming over kwam, is [naam 1] op 12 december 2023 op staande voet ontslagen (zie de e-mail van die datum, 3.11).
Het oordeel van de kantonrechter
6.4.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Een ontslag op staande voet is een opzegging van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is een eenzijdig gerichte rechtshandeling. Op deze rechtshandeling is de zogenaamde wilsvertrouwensleer van toepassing. [1] Vertaald naar deze zaak houdt dat in dat er bij [b.v.] sprake moet zijn van de wil om de arbeidsovereenkomst met [naam 1] met onmiddellijke ingang op te zeggen. Deze wil moet kenbaar zijn gemaakt aan [naam 1] in een verklaring. Deze verklaring moet [naam 1] ook hebben bereikt. [2] [b.v.] kan geen beroep doen op het ontbreken van haar wil, indien [naam 1] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de wil wel aanwezig was bij [b.v.] .
6.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de brief van 3 december 2023 blijkt dat [b.v.] de wil had om de arbeidsovereenkomst met [naam 1] met onmiddellijke ingang op te zeggen. Deze wil blijkt duidelijk uit de zin: “
Deze gedragingen zijn voor [b.v.] reden om u per direct te ontslaan op staande voet.” Ook uit de slotzin van de brief, waaruit blijkt dat er geen nadere rechtshandeling nodig is om de arbeidsovereenkomst te laten eindigen in het geval [naam 1] niet zou instemmen met de vaststellingsovereenkomst, blijkt de wil van [b.v.] om [naam 1] met ingang van 3 december 2023 op staande voet te ontslaan. Bij de betreft regel bovenaan de brief staat bovendien als onderwerp ‘ontslag’. Dat er in de brief ook wordt gesproken over een schorsing per direct, doet niet af aan het kenbaar maken van de wil van [b.v.] om [naam 1] per direct ontslaan. Er wordt immers aangegeven dat er geen salaris meer zal worden betaald, wat past bij een einde van het dienstverband, en niet bij een schorsing.
6.6.
[b.v.] heeft in haar e-mail van 12 december 2023 en ook op de zitting aangegeven dat zij [naam 1] op 3 december 2023 niet op staande voet wilde ontslaan, maar pas op 12 december 2023 toen duidelijk was geworden dat er geen vaststellingsovereenkomst zou worden gesloten. Voor zover de wil van [b.v.] op 3 december 2023 al zou ontbreken (wat naar het oordeel van de kantonrechter niet zo is), geldt dat [naam 1] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [b.v.] op 3 december 2023 wel degelijk de wil had om hem per direct ontslaan. Naast de gekozen bewoordingen in de brief van 3 december 2023, zoals hiervoor al besproken, volgt dit ook uit het feit dat [b.v.] in haar brief van 8 december 2023 niet weerspreekt dat er een ontslag op staande voet is gegeven. Dat [naam 1] daarvan uitging, blijkt duidelijk uit de brief van zijn advocaat van 5 december 2023 (zie 3.8 en 3.9).
6.7.
Het staat vast dat de brief van 3 december 2023 tijdens het gesprek van die dag aan [naam 1] is overhandigd, en hem dus op die datum heeft bereikt. Het ontslag op staande voet is dan ook gegeven op 3 december 2023.
De redenen voor het ontslag op staande voet
Standpunten van partijen
6.8.
Volgens [naam 1] worden in de brief van 3 december 2023 drie redenen genoemd die samen de dringende reden voor ontslag opleveren. Het gaat volgens hem om:
het niet reageren richting cliënten en het laten gebeuren dat cliënten hun benen naar buiten steken;
het laten liggen van medicijnbakjes en het aan een collega meedelen dat die bakjes leeg waren;
eerdere gesprekken over het handelen van [naam 1] , waarbij hij meerdere malen in de gelegenheid is gesteld om zijn gedrag aan te passen.
6.9.
[b.v.] voert als dringende reden aan het door [naam 1] in gevaar brengen van de veiligheid van de kinderen waarvan hij de begeleider was. Het incident van de rijdende bus met een geopende schuifdeur is doorslaggevend. De overige omstandigheden die [b.v.] naar voren heeft gebracht (de medicijnbakjes, de eerdere gesprekken), heeft zij laten meewegen in haar besluitvorming om het ontslag op staande voet ook daadwerkelijk te geven.
Het oordeel van de kantonrechter
6.10.
De kantonrechter neemt bij de beoordeling de brief van 3 december 2023 als uitgangspunt. Deze brief vormt immers de bevestiging van het gegeven ontslag op staande voet. Met deze brief voldoet [b.v.] aan het wettelijke vereiste om aan [naam 1] mede te delen waarom hij op staande voet wordt ontslagen [3] .
6.11.
De achtergrond van deze mededelingseis is dat het de werknemer direct duidelijk moet zijn welke dringende reden ten grondslag ligt aan het ontslag, zodat hij zich kan beraden of hij het ermee eens is of niet. De mededeling hoeft niet steeds met zoveel woorden te zijn gedaan, maar kan ook besloten liggen in gedragingen waarover bij de wederpartij geen enkele twijfel kan bestaan. De letterlijke tekst van de ontslagbrief is niet steeds van doorslaggevende betekenis voor de vraag welke dringende reden aan de werknemer is meegedeeld. Ook een in een ontslagbrief vermelde opzeggingsgrond moet mede worden uitgelegd in het licht van de omstandigheden van het geval. Het gaat er uiteindelijk om dat het voor de werknemer direct duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging door de werkgever heeft geleid. [4]
6.12.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de brief van 3 december 2023 twee redenen voor ontslag volgen.
6.13.
De eerste reden is opgenomen in de eerste alinea van de brief, en ziet op het welzijn van cliënten van [b.v.] ernstig in gevaar brengen door het (door)rijden van [naam 1] in een bus met cliënten van [b.v.] achterin, terwijl de schuifdeur geopend is en er benen naar buiten worden gestoken. Dit levert een gevaarlijke situatie op waarin [naam 1] had moeten handelen, hetgeen hij volgens [b.v.] heeft nagelaten. Naar het oordeel van de kantonrechter moet het [naam 1] duidelijk zijn dat dit voor [b.v.] een reden vormt voor het gegeven ontslag. Niet alleen volgt het uit de tekst van de ontslagbrief, maar het filmpje waarop het incident met de bus te zien is, was ook de directe aanleiding voor het gesprek van 3 december 2023. Dit was [naam 1] bekend (“
het gebeuren met de geopende schuifdeur zou dus nog besproken gaan worden met de directeur”, zo staat te lezen onderaan pagina 13 van het verzoekschrift).
6.14.
De tweede reden ziet op het laten liggen van de medicijnbakjes van twee cliënten bij het [museum] en de mededeling van [naam 1] tegen een collega dat de bakjes leeg waren, terwijl dit volgens de medewerker van het museum niet het geval was.
6.15.
De verwijzing naar eerdere gesprekken over het handelen van [naam 1] en de meerdere kansen die [naam 1] volgens [b.v.] heeft gehad om zijn gedrag aan te passen, moeten volgens de kantonrechter worden begrepen als uitleg waarom volgens [b.v.] een lichtere sanctie niet volstaat. Hierin kan naar het oordeel van de kantonrechter geen reden voor ontslag worden gelezen.
Dringendheid van de aangevoerde redenen
Standpunten van partijen
6.16.
Volgens [naam 1] moeten alle redenen die [b.v.] aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd vast komen te staan voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Dat is in deze zaak niet het geval.
Wat betreft het incident met de bus merkt [naam 1] op dat zijn reactie juist was: hij heeft vaart geminderd, zijn aandacht bij het verkeer gehouden en is gestopt zodra dat veilig kon. Op het moment dat de schuifdeur open werd gedaan, was het te gevaarlijk om direct te stoppen. Het gebeurde op een 80 km weg, waar het te gevaarlijk was om midden op de weg te stoppen, en er was geen vluchtstrook. De kinderen hadden allemaal hun gordel om. Het was donker, de weg was slecht verlicht, storm Cirian raasde over Nederland en het regende zo hard dat de ruitenwissers op de hoogste stand moesten. [naam 1] heeft niet gezien dat een kind zijn been naar buiten stak. Hij heeft wel degelijk gereageerd, door direct na het openen van de deur aan de kinderen te vragen of de deur dicht gedaan kon worden (hetgeen niet kon) en aan te geven dat hij op een veilige plaats zou stoppen.
Wat betreft de medicijndoosjes geeft [naam 1] aan dat het vervelend is dat ze zijn blijven liggen in het museum, maar dat dergelijke dingen nu eenmaal kunnen gebeuren gezien de aard van de cliënten. [naam 1] betwist dat hij tegen een collega gezegd zou hebben dat de doosjes leeg waren. [naam 1] rekent het niet tot zijn verantwoordelijkheid om na te gaan of de kinderen de medicijndoosjes na gebruik daadwerkelijk in hun tas stoppen.
6.17.
[b.v.] betwist dat alle genoemde feiten in een ontslagbrief moeten komen vast te staan voordat sprake kan zijn van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Het in gevaar brengen van de veiligheid van de kinderen waarvan hij de begeleider was, is op zichzelf beschouwd voldoende reden voor ontslag op staande voet. Voor [b.v.] is dit ook de enige reden voor het gegeven ontslag op staande voet. [naam 1] was onderweg van het [strand] naar het vakantiepark, een route van slechts een paar minuten. Op verschillende plekken langs de route zijn mogelijkheden om veilig te stoppen. Op het moment dat het filmpje werd gemaakt, reed de bus op het terrein van het vakantiepark. Daar was in ieder geval voldoende gelegenheid om te stoppen. Uit het filmpje blijkt niet van hevige regenval. [naam 1] reed onverminderd met een behoorlijk tempo door, terwijl de schuifdeur geopend was. [naam 1] heeft een gevaarlijke situatie waarbij risico bestond op letsel of erger onnodig laten voortduren. [b.v.] weegt bij haar beoordeling van de situatie de kwetsbaarheid en de onvoorspelbaarheid van de kinderen mee.
Het oordeel van de kantonrechter
6.18.
Hiervoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat [b.v.] twee redenen aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd. Uit het verweerschrift en de toelichting op de zitting blijkt dat [b.v.] het laten liggen van de medicijndoosjes niet als dringende reden voor ontslag beschouwt. Alleen al vanwege deze stelling hoeft deze reden niet op dringendheid te worden beoordeeld door de kantonrechter. Als de werkgever zelf vindt dat een reden niet dringend is, kan de kantonrechter niet tot een ander oordeel komen. Het incident met de bus blijft dan ook over voor de beoordeling.
6.19.
Vaststaat dat [naam 1] als bestuurder heeft gereden in een bus met daarin zes kinderen met een zorgvraag, terwijl de schuifdeur van de bus volledig geopend was. Dit levert een potentieel gevaarlijke situatie op, ook als de kinderen allemaal hun gordel om hebben. Er moet bijvoorbeeld rekening mee worden gehouden dat een kind de gordel kan afdoen, en bovendien kunnen er voorwerpen de bus in waaien. [naam 1] heeft gesteld, en dit blijkt ook uit het filmpje, dat het hard waaide. Op het filmpje is te zien dat één van de kinderen een been naar buiten steekt. Als [naam 1] op dat moment te dicht langs bijvoorbeeld een paal langs de weg zou rijden, zou lichamelijk letsel bij de betreffende jongen een zekerheid zijn geweest. Evident is dan ook dat er sprake was van een situatie die zo spoedig mogelijk beëindigd moest worden.
6.20.
Het filmpje duurt 18 seconden, en al die tijd was de schuifdeur geopend. [b.v.] heeft op basis van de afgelegde route en de duur van het filmpje berekend dat [naam 1] gemiddeld ongeveer 34 km per uur moet hebben gereden. [naam 1] heeft in de brief van 5 december 2023 aangegeven ongeveer 25-30 km per uur te hebben gereden, in het verweerschrift geeft hij aan hooguit 20 km per uur te hebben gereden, en op de zitting heeft hij aangegeven dat de gemiddelde snelheid iets hoger dan 30 km per uur kon zijn (“
dan heb ik in het park misschien wel 25 gereden, op de 80 km weg 45 km gereden, je laat meteen gas los”). Met deze wisselende stellingen heeft [naam 1] de door [b.v.] berekende gemiddelde snelheid onvoldoende betwist. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat [naam 1] met een snelheid van gemiddeld ongeveer 34 km per uur heeft gereden met een geopende deur.
6.21.
Uit de eigen stellingen van [naam 1] blijkt dat hij zowel op een 80 km weg als in het park met een geopende schuifdeur heeft gereden. [b.v.] heeft aangevoerd dat er op verschillende plekken langs de route van het [strand] naar het vakantiepark mogelijkheden zijn om veilig te stoppen. [b.v.] heeft bijvoorbeeld gewezen op een groenstrook langs de weg. Volgens [naam 1] was er voor hem geen eerdere mogelijkheid om veilig te stoppen dan die hij heeft benut en dat was pas toen hij al op het park was. [naam 1] heeft echter niet betwist dat er een groenstrook langs de weg was. In de brief van 8 december 2023 gaat de advocaat van [naam 1] puntsgewijs op meerdere punten uit de brief van [b.v.] van 5 december 2023 in, maar niet op dit punt. Als gekeken wordt naar de route van het strand naar het vakantiepark, is ook niet aannemelijk dat – als al niet veilig gestopt kon worden langs de 80 km weg – er niet direct na het verlaten van de 80 km weg een mogelijkheid was om veilig te stoppen en de deur dicht te doen. [naam 1] heeft niet weersproken dat het filmpje gemaakt is terwijl de bus al op het vakantiepark reed. [naam 1] heeft naar het oordeel van de kantonrechter gelet op de stellingen van [b.v.] onvoldoende onderbouwd weersproken dat hij niet langer dan absoluut noodzakelijk is doorgereden met een geopende bus.
6.22.
De kantonrechter weegt in het oordeel mee dat [naam 1] nadat hij het filmpje doorgestuurd had gekregen, richting zijn collega geen blijk geeft van besef van het potentiële gevaar van de situatie: “
Stelde geen reet voor. Maar was voor hun geweldig. Lekker spannend”.[naam 1] heeft aangevoerd dat hij het appje van zijn collega ontving terwijl hij aan het werk was, en tussen de bedrijven door heeft beantwoord. Hij beschouwde de vraag van een collega niet en hoefde dat ook niet zo op te vatten, alsof hij ter verantwoording geroepen werd, aldus [naam 1] . Dit doet niet af aan het feit dat de eerste reactie van [naam 1] op het zien van het filmpje was dat de situatie niets voorstelde en geweldig en spannend was voor de kinderen.
6.23.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat hiermee vast dat [naam 1] het welzijn van de cliënten van [b.v.] ernstig in gevaar heeft gebracht omdat hij heeft gereden in een bus met daarin 6 kinderen met een zorgvraag, terwijl de schuifdeur van de bus volledig geopend was, met een snelheid van gemiddeld 34 km per uur, en langer dan noodzakelijk heeft doorgereden door niet bij de eerste mogelijkheid te stoppen om de deur dicht te doen. Dit levert naar het oordeel van de kantonrechter een dringende reden voor ontslag op.
6.24.
Nu [b.v.] heeft gesteld en ook aannemelijk heeft gemaakt dat [naam 1] ook vanwege deze enkele reden ontslag op staande voet zou hebben gekregen, en dit ook voor [naam 1] in het licht van alle omstandigheden duidelijk moet zijn geweest, is dit voldoende om het gegeven ontslag rechtsgeldig te achten. Dat de andere reden zoals genoemd in de ontslagbrief (ter zake de medicijndoosjes) wegvalt, doet daar niets aan af.
Conclusie in deze zaak
6.25.
Alle verzoeken van [naam 1] worden afgewezen, de kantonrechter tot het oordeel komt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De kantonrechter komt niet toe aan de beoordeling van het voorwaardelijke tegenverzoek, nu de voorwaarde waaronder dit verzoek is ingesteld niet wordt vervuld.
Proceskosten
6.26.
[naam 1] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de kant van [b.v.] worden vastgesteld op een bedrag van
€ 814,00.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
6.27.
[b.v.] heeft verzocht de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren ‘op de minuut en op alle dagen en uren’. Het verzoek om de beschikking uitvoerbaar te verklaren ‘op de minuut’ zal worden afgewezen omdat [b.v.] daar geen belang bij heeft. De beschikking zal immers uitvoerbaar zijn op de grosse, die beschikbaar zal zijn voor [b.v.] . [b.v.] heeft niet onderbouwd waarom de beslissing uitvoerbaar moet worden verklaard ‘op alle dagen en uren’ (dus ook buiten kantooruren), zodat dit deel van haar verzoek eveneens wordt afgewezen.
In de zaak van het verzoek van [b.v.]
6.28.
[b.v.] maakt aanspraak op de zogenaamde gefixeerde schadevergoeding vermeerderd met rente. [5] [b.v.] voert aan dat [naam 1] haar opzettelijk dan wel door zijn schuld een reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet. [naam 1] is aansprakelijk voor de door [b.v.] geleden schade, die gefixeerd wordt op het bedrag aan loon dat betaald had moeten worden als was opgezegd met inachtneming van de opzegtermijn. [b.v.] berekent deze schade op een bedrag van € 5.582,63, zijnde het salaris inclusief vakantietoeslag over de periode van 12 december 2023 tot 1 februari 2024.
6.29.
[naam 1] betwist de gefixeerde schadevergoeding met rente verschuldigd te zijn, aangezien het ontslag op staande voet volgens hem niet rechtsgeldig is en vernietigd moet worden.
6.30.
Uit de beoordeling door de kantonrechter in de andere zaak volgt dat het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Nu [naam 1] geen ander verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van [b.v.] , is de gefixeerde schadevergoeding met rente zoals verzocht toewijsbaar.
6.31.
Ten aanzien van de door [b.v.] verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring op de minuut en op alle dagen en uren, geldt hetzelfde als is overwogen onder 6.27 in de andere zaak.
Proceskosten
6.32.
[b.v.] heeft vanwege de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW een zelfstandige procedure gestart, in plaats van het instellen van een tegenverzoek in de al door [naam 1] aanhangig gemaakte procedure. De kantonrechter vindt het niet redelijk de financiële gevolgen van deze keuze in de vorm van een proceskostenveroordeling voor rekening van [naam 1] te brengen. [b.v.] had ook eerder dan zij heeft gedaan een verweerschrift met zelfstandige tegen verzoek in kunnen dienen (binnen de vervaltermijn). De kantonrechter compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De kantonrechter
In de zaak van het verzoek van [naam 1] (met nummer 10845057 \ AZ VERZ 23-79)
7.1.
wijst de verzoeken af,
7.2.
veroordeelt [naam 1] in de proceskosten, aan de kant van [b.v.] vastgesteld op
€ 814,00,
In de zaak van het verzoek van [b.v.] (met nummer 10908725 \ AZ VERZ 24-8)
7.3.
veroordeelt [naam 1] tot betaling aan [b.v.] van de gefixeerde schadevergoeding van € 5.582,63, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 12 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
7.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
In beide zaken
7.5.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de daarin opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
7.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.

Voetnoten

1.Artikel 3:33 en 3:35 BW.
2.Artikel 3:37 lid 3 BW.
3.Artikel 7:677 lid 1 BW.
4.Zie de conclusie van de P-G van 1 april 2022, ECLI:NL:PHR:2022:340, gevolgd door de Hoge Raad in zijn uitspraak van 23 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1271.
5.Artikel 7:677 lid 2 en 3 BW.