Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
16 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2022 uitspraak gedaan over de zorgmachtiging van betrokkene, die eerder door de rechtbank Overijssel was verleend. De rechtbank had op 18 februari 2022 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twee jaar, maar de officier van justitie had in zijn verzoekschrift aangegeven dat betrokkene niet voldeed aan de eis van aaneengeschakelde verplichte zorg gedurende vijf jaar, zoals vereist door artikel 6:5, aanhef en onder c, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet bevoegd was om een zorgmachtiging voor twee jaar te verlenen, omdat betrokkene pas sinds 14 september 2020 aaneengeschakelde zorg had ontvangen. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de duur van de zorgmachtiging en heeft deze beperkt tot twaalf maanden, tot en met 18 februari 2023. Dit besluit is genomen op basis van de wettelijke vereisten en de feiten van de zaak, waarbij de Hoge Raad zelf de zaak heeft afgedaan.