ECLI:NL:HR:2022:1213

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
22/01751
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van zorgmachtiging onder de Wvggz en vereisten voor afgifte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2022 uitspraak gedaan over de zorgmachtiging van betrokkene, die eerder door de rechtbank Overijssel was verleend. De rechtbank had op 18 februari 2022 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twee jaar, maar de officier van justitie had in zijn verzoekschrift aangegeven dat betrokkene niet voldeed aan de eis van aaneengeschakelde verplichte zorg gedurende vijf jaar, zoals vereist door artikel 6:5, aanhef en onder c, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet bevoegd was om een zorgmachtiging voor twee jaar te verlenen, omdat betrokkene pas sinds 14 september 2020 aaneengeschakelde zorg had ontvangen. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de duur van de zorgmachtiging en heeft deze beperkt tot twaalf maanden, tot en met 18 februari 2023. Dit besluit is genomen op basis van de wettelijke vereisten en de feiten van de zaak, waarbij de Hoge Raad zelf de zaak heeft afgedaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01751
Datum16 september 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OVERIJSSEL,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/08/276984 / FA RK 22-352 van de rechtbank Overijssel van 18 februari 2022.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Overijssel van 18 februari 2022 en tot afdoening als in de conclusie onder 3.4 vermeld.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij beschikking van 8 maart 2021 heeft de rechtbank Overijssel een zorgmachtiging verleend voor betrokkene voor de duur van twaalf maanden, tot en met 8 maart 2022.
(ii) Bij verzoekschrift van 4 februari 2022 heeft de officier van justitie verzocht een aansluitende zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene te verlenen. In het verzoekschrift heeft de officier van justitie met betrekking tot de duur van de te verlenen machtiging het volgende opgemerkt:
“Duur zorgmachtiging
De verplichte zorg wordt verzocht voor de duur van twee jaar. Hoewel dit zeer begrijpelijk is, gelet op het chronisch ziektebeeld van betrokkene, de onrust die een nieuwe aanvraag steeds teweeg brengt en het feit dat zij al bijna drie jaar bekend is onder de Wvggz/BOPZ, is de officier van justitie van mening dat niet is voldaan aan hetgeen artikel 6:5 onder c Wvggz vereist. Er is immers geen sprake van verplichte zorg die vijf jaar aaneengesloten is verleend. Betrokkene is pas sinds 14 september 2020 aaneengesloten in zorg. De officier van justitie ziet dan ook geen aanleiding om een zorgmachtiging voor de duur van twee jaar te verzoeken en verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat een zorgmachtiging voor de duur van twee jaar zich wel verhoudt met het bepaalde in artikel 6:5 Wvggz dan verzoekt de officier van justitie om een zorgmachtiging voor de duur van twee jaar te verlenen.”
2.2
Bij mondelinge beschikking van 18 februari 2022 (waarvan de schriftelijke uitwerking op 21 februari 2022 is vastgesteld) heeft de rechtbank Overijssel een zorgmachtiging verleend tot en met 18 februari 2024, oftewel voor de duur van twee jaar.

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt dat de rechtbank geen zorgmachtiging voor de duur van twee jaar mocht afgeven, omdat betrokkene niet gedurende de afgelopen vijf jaar verplichte zorg heeft ontvangen, zoals art. 6:5, aanhef en onder c, Wvggz vereist.
3.2
Art. 6:5, aanhef en onder c, Wvggz bepaalt dat de rechter een zorgmachtiging verleent voor de duur die noodzakelijk is om het doel van verplichte zorg te realiseren, maar maximaal voor twee jaar, indien het een aansluitende zorgmachtiging betreft voor een persoon die gedurende de afgelopen vijf jaar 1°) verplichte zorg heeft ontvangen, 2°) opgenomen is geweest, respectievelijk zorg heeft ontvangen op grond van een eerder afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling of rechterlijke machtiging op grond van de Wet Bopz (oud), of 3°) is geplaatst op grond van art. 37 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht. Bij de berekening van de periode gedurende welke de betrokkene gedwongen zorg heeft ontvangen, gaat het om een aaneengesloten periode. [1]
3.3
Uit het verzoekschrift van de officier van justitie blijkt dat betrokkene pas sinds 14 september 2020 aaneengesloten verplichte zorg heeft ontvangen. Daarom is niet voldaan aan het vereiste van art. 6:5, aanhef en onder c, Wvggz dat de te verlenen zorgmachtiging aansluit op een periode van vijf jaar waarin betrokkene verplichte zorg heeft ontvangen. Het onderdeel slaagt dus.
3.4
De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Uit hetgeen hiervoor in 2.1 is vermeld, blijkt dat voorafgaand aan de beschikking van de rechtbank een zorgmachtiging is verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 8 maart 2022. Gelet daarop en gelet op de datum waarop de rechtbank heeft beslist, kon de rechtbank op de voet van art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz, een aansluitende zorgmachtiging verlenen voor maximaal twaalf maanden. De Hoge Raad zal om die reden de duur van de verleende zorgmachtiging beperken tot twaalf maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 18 februari 2022, maar uitsluitend voor zover daarin is bepaald dat de zorgmachtiging geldt tot en met 18 februari 2024;
- bepaalt dat de zorgmachtiging geldt tot en met 18 februari 2023.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
16 september 2022.

Voetnoten

1.HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:835, rov. 3.2.