Uitspraak
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
3 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank Amsterdam had op 22 november 2021 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twee jaar, maar de Hoge Raad oordeelde dat niet was voldaan aan de wettelijke eis dat de betrokkene gedurende de afgelopen vijf jaar onafgebroken gedwongen zorg had ontvangen. De Hoge Raad verwijst naar de relevante artikelen van de Wvggz, met name artikel 6:5, dat stelt dat een zorgmachtiging voor maximaal twee jaar kan worden verleend indien de betrokkene in de afgelopen vijf jaar aaneengeschakeld gedwongen zorg heeft ontvangen. De rechtbank had vastgesteld dat er in de vijf jaar voorafgaand aan haar beschikking twee onderbrekingen waren in de gedwongen zorg, wat betekent dat de betrokkene niet voldeed aan de vijfjaarseis. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank voor zover deze de zorgmachtiging tot 22 november 2023 had verlengd en beperkte de zorgmachtiging tot 22 november 2022. De uitspraak benadrukt het belang van de strikte toepassing van de voorwaarden voor het verlenen van een zorgmachtiging, vooral gezien de impact van gedwongen zorg op de betrokken persoon.