ECLI:NL:HR:2022:1186

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
21/01706
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X] te [Z], tegen het dagelijks bestuur van Lococensus-Tricijn. De zaak betreft de onroerendezaakbelastingen en de watersysteemheffing voor de jaren 2017 en 2018, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z]. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel, die op haar beurt de beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken had behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 9 maart 2021 werd gedaan, beoordeeld. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk werd het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01706
Datum9 september 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN LOCOCENSUS-TRICIJN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 maart 2021, nrs. 19/01152, 19/01153 en 19/01154 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nrs. AWB 18/2223, 18/2224 en 18/2225), betreffende de beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en in de watersysteemheffing voor de jaren 2017 en 2018 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] .

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het dagelijks bestuur van Lococensus-Tricijn heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2022.