ECLI:NL:HR:2022:1134
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep ingesteld door [A] namens Stichting [X] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 juni 2021. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak in een belastingzaak tussen [B] B.V. (thans [X] B.V.) en de Inspecteur. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een machtiging of verklaring over te leggen die aantoont dat het beroep bevoegd was ingesteld. De overgelegde volmacht bleek echter niet toereikend, omdat niet was aangetoond dat [C] B.V. en/of stichting [D] bevoegd waren te procederen inzake de naheffingsaanslag die aan [X] B.V. was opgelegd. Ondanks de gelegenheid die de griffier had geboden om aanvullende stukken over te leggen, heeft de indiener hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.