ECLI:NL:HR:2022:1078

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
21/01929
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid voor naheffingsaanslag en verrekening door de Ontvanger

In deze zaak heeft ESP Consultancy B.V. (hierna: ESP) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de aansprakelijkheid van ESP voor een naheffingsaanslag en de vraag of de Ontvanger van de Belastingdienst gerechtigd was om een bedrag dat door ESP was overgemaakt in ruil voor uitstel van betaling, af te boeken op de aansprakelijkstelling. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 15 juli 2022 geoordeeld dat de aansprakelijkstelling in stand blijft, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak van 18 november 2016. De Hoge Raad heeft de klachten van ESP over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Dit betekent dat de beslissing van het hof wordt bekrachtigd.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten aan de zijde van de Ontvanger begroot op een totaal van € 5.076,34, inclusief wettelijke rente indien ESP deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter fungeerde. De zaak is behandeld met inachtneming van eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de aansprakelijkheid en de verrekening door de Ontvanger.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/01929
Datum15 juli 2022
ARREST
In de zaak van
ESP CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
EISERES tot cassatie,
hierna: ESP,
advocaat: Y.E.J. Geradts,
tegen
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF,
zetelend te Amsterdam,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Ontvanger,
advocaat: J.W.H. van Wijk.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/13/645881 / HA ZA 18-344 van de rechtbank Amsterdam van 12 september 2018 en 23 januari 2019;
het arrest in de zaak 200.260.239/01 van het gerechtshof Amsterdam van 23 februari 2021.
ESP heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Ontvanger heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de Ontvanger mede door M.E.A. Möhring.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt ESP in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 2.876,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien ESP deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
15 juli 2022.