In deze zaak heeft ESP Consultancy B.V. (hierna: ESP) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de aansprakelijkheid van ESP voor een naheffingsaanslag en de vraag of de Ontvanger van de Belastingdienst gerechtigd was om een bedrag dat door ESP was overgemaakt in ruil voor uitstel van betaling, af te boeken op de aansprakelijkstelling. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 15 juli 2022 geoordeeld dat de aansprakelijkstelling in stand blijft, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak van 18 november 2016. De Hoge Raad heeft de klachten van ESP over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Dit betekent dat de beslissing van het hof wordt bekrachtigd.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten aan de zijde van de Ontvanger begroot op een totaal van € 5.076,34, inclusief wettelijke rente indien ESP deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter fungeerde. De zaak is behandeld met inachtneming van eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de aansprakelijkheid en de verrekening door de Ontvanger.